Gert Meijerink, hoofd Telecommunicatie & Systemen bij het Centrum Informatievoorziening (CIV): 'Begin jaren tachtig, nog voor de faculteit Informatica bestond, hadden we al bilaterale uitwisselingen van mail-berichten en programma's met een beperkt aantal universiteiten. Enkele jaren later volgden SURF en SURFnet en werd het net aan alle Nederlandse universiteiten gemeengoed. De Internet-protocollen stammen van begin jaren negentig en worden nu zowel binnen als buiten de universiteiten gebruikt. Soms duurt het veel langer dan vroeger voor je de gewenste informatie hebt binnengehaald.'
Wordt het net gewoon te druk?
'De snelheid van het net wordt bepaald door zijn bandbreedte en door de beschikbaarheid van machines. Op Nederlandse universiteiten is de situatie goed, omdat er jaarlijks voldoende middelen beschikbaar zijn om het net te onderhouden. Ik verwacht wel dat de vanzelfsprekende toekenning van deze middelen in de nabije toekomst onder druk zal komen.'
Waar treden wel knelpunten op?
'De capaciteit van de verbinding tussen Nederland en de VS, waar veel populaire en interessante gegevens te vinden zijn, is aan een maximum gebonden. Op zondagochtend doet alles het prima, maar niet iedereen vindt dat een geschikte tijd. In Amerika gaan stemmen op om een supersnel netwerk voor een selecte groep gebruikers op te zetten. Men wil een beetje terug naar de beginperiode toen een beperkt aantal onderzoeksgroepen gegevens uitwisselde. Men spreekt dan van Internet 2. Wij volgen de ontwikkelingen met belangstelling maar ondernemen geen actie om initiatieven op dit terrein te ontplooien.'
Ziet het Internet van de toekomst er anders uit dan nu?
'Er moet een soort differentiatie komen in de tarieven. Een structuur die lijkt op het telefoontarief is denkbaar: je betaalt dan meer wanneer je de informatie van ver haalt. Maar hoe dat technisch gerealiseerd moet worden is nog allesbehalve duidelijk. In het huidige Internet zie je ook al ontwikkelingen die de traagheid terugdringen. Zo wordt populaire informatie op zogenoemde cashing servers gezet, machines die dichterbij de gebruikers staan. Je hoeft dan niet iedere keer helemaal naar de bron om de gewenste informatie op te halen.'
