Binnen een jaar moet de eerste helft van de topcentra, goed voor 50 miljoen gulden per jaar, geselecteerd worden. De vooraanmeldingen moeten eind mei bij onderzoeksorganisatie NWO zijn. De universiteiten zijn hard bezig met voorbereidingen. Ze moeten kiezen welke onderzoekscholen of delen daarvan de meeste kans maken om een van de miljoenenpremies binnen te halen.
Wat de spanning verhoogt, is dat Ritzen tot op het laatst met NWO heeft touwgetrokken over de spelregels. Een gevolg daarvan is dat het maximum aantal topcentra toch weer duidelijker is ingeperkt tot een tiental - in plaats van de maximaal twintig waar de universiteiten op mikten.
Over één belangrijke kwestie zijn Ritzen en NWO het oneens gebleven. De minister wilde dat elk topcentrum voortkomt uit één onderzoekschool. Hij vreesde dat de universiteiten door allerlei dwarsverbanden te vormen de 100 miljoen gulden voor toponderzoek in vele snippers opdelen. NWO heeft zich tegen de eis van Ritzen verzet. Als het beste onderzoek in een bepaald vak verspreid is over meerdere scholen, dan moet men dat juist wèl bundelen, is de gedachte.
Gevolg van de onenigheid is dat beide partijen elkaar blijven tegenspreken. NWO zegt in zijn dinsdag verschenen brochure dat een topcentrum ook de vorm (kan) hebben van een 'programmatisch samenwerkingsverband' van groepen uit meerdere scholen. Als Engelse term voor topcentrum hanteert men zelfs National Research School Combination. Maar Ritzen stelt in een brief aan de Kamer nog eens dat samenwerkingsverbanden wat hem betreft 'slechts in uitzonderlijke gevallen' in aanmerking komen voor een premie als topcentrum.
Voor alle duidelijkheid meldde minister Ritzen dinsdag ook nog dat hijzelf uiteindelijk beslist over de toekenning van geld aan geselecteerde topcentra. Voor het eerst doet hij dat in april 1998 - kort voor de verkiezingen. Betrokkenen vrezen dat de minister juist dan behoefte zal hebben om een ferm gebaar te maken.