Naam, functie en uitstekende staat van dienst van de betrokken politiechef waren de minister al meer dan een week bekend. Een formeel kennismakingsgesprek had vorige week woensdag plaats en duurde amper drie kwartier. Van een ministeriële standpuntbepaling bleek echter geen sprake, de volgende morgen liet de bewindsman doodleuk weten dat hij de voordracht doorschoof naar de nieuw te benoemen Raad van Toezicht van de UT.
Deze Raad van Toezicht treedt officieel op 1 mei aan en heeft krachtens de nieuwe wet 'MUB' de bevoegdheid leden van het CvB te benoemen en te ontslaan. Als de benoemingsadviescommissie van de UT tot genoemde datum had gewacht met haar unanieme voordracht, had het gesprek met Ritzen wellicht niet eens hoeven plaats te vinden. Het plaatst de dreigementen van Ritzen aan het adres van de UT, zoals door het CvB verwoord, in een merkwaardig daglicht.
De publicatie in dit blad van de voordrachten van eerdere voorzitters, die van Hooites Meursing in de zeventiger jaren en Van Lookeren Campagne in het begin van de jaren tachtig, eveneens verkregen in de sfeer van vrije nieuwsgaring, stuitten destijds op geen enkel verzet, noch van de UT, noch van de minister. Beide topmensen uit het bedrijfsleven (afkomstig van het destijds zwalkende Vredestein, respectievelijk Douwe Egberts) hadden geen flauw benul van een universitaire organisatie, maar waren jurist en hadden dus in elk geval nog een universitaire achtergrond.
IJzerman heeft zijn sporen ruimschoots verdiend in het politievak, maar een diender als leider van een universiteit is op zijn minst een gedurfde zet die de toon zet voor een nieuwe koers. De plotselinge angst van het UT-bestuur voor een afwijzende, want toornige minister strookt allerminst met die ondernemende insteek. Je gaat waarvoor je staat.
'Het is weer 'es wat anders', aldus IJzerman monter. Zo is het maar net. Dat de korpschef de voordracht bevestigde en zich al vóór zijn benoeming liet interviewen - zonder vrees voor beschadiging van zijn goede naam in het geval de voordracht zou worden afgewezen - toont in elk geval zijn strijdlust om de UT op te stuwen in de vaart der volkeren. Meer dan wie ook zal hij beseft hebben dat topbenoemingen vroeg of laat altijd uitlekken. Van dat vaste gegeven kan de UT nog iets leren. De beoogde voorzitter, gepokt en gemazeld in conficthantering - onder meer bij de Miro-rellen vorig jaar - zal de onhandige manoeuvres van het CvB intussen met gemengde gevoelens hebben gevolgd.
Los van dit wat schimmige voorspel staat de principiële kwestie van de persvrijheid. De onverhoedse charge van Veltman c.s. is een schending van de redactionele autonomie van het UT-Nieuws, in 1979 neergelegd in een redactiestatuut, en zou niet misstaan in totalitair bestuurde landen waar men het niet zo nauw neemt met persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en andere democratische verworvenheden. Juist binnen een Nederlandse universiteit, waar vrije nieuwsgaring een groot goed is, valt de handelwijze van het Twentse CvB bitter tegen. Het gebeurt juist op een moment dat men meende te kunnen afrekenen met een bestuurlijk gezien moeizame periode.
Als deze vorm van censuur illustratief is voor het nieuwe elan van de UT, staat de universiteit nog zware tijden te wachten. Laten we maar hopen dat het ondoordachte machtsvertoon een eenmalige scheve schaats is geweest.