Dat schrijven enkele bestuurders, onder leiding van de Maastrichtse rector prof.mr. J. Cohen, in een interne notitie voor de vereniging van universiteiten (VSNU). Met hun voorstel, dat volgende week besproken wordt, willen ze de druk tot uniformering een halt toeroepen. Die druk komt deels van visitatiecommissies zelf, maar is versterkt door minister Ritzens Onderwijsinspectie. Deze zou de uitspraken in visitatierapporten als een evangelie hanteren, waaraan opleidingen per se moeten gehoorzamen.
Opleidingen verschillen juist van elkaar in onderwijsaanpak, in vakmatig 'profiel' en in moeilijkheidsgraad. En zolang ze maar aan minimumeisen voldoen, mogen ze blijven verschillen - vindt de groep bestuurders. De kwaliteitsbeoordelingen moeten dus 'toegespitst zijn op de eigenheid van de opleidingen'.
Bij de praktische uitwerking neemt de VSNU-werkgroep overigens fors gas terug. Principieel gezien vindt ze wel dat elke universiteit het recht heeft om zelf te bepalen wie haar onderwijs beoordeelt, met welke criteria en op welk moment. Maar ze beseft dat dit standpunt niet realistisch is. De 'buitenwacht' - van Ritzen tot de aanstaande student - vindt vergelijking van opleidingen van belang. En ook in universitaire kring wordt die vergelijking gewaardeerd. Daarom heeft de werkgroep haar plannen gematigd.
Ideaalbeeld
Gelijktijdige visitatie van verwante opleidingen blijft troef. En dan ligt ook één gezamenlijke beoordelaar voor de hand. Cohen c.s. verwachten daarom dat de VSNU toch de meeste beoordelingen blijft organiseren. Maar een universiteit kàn wel voor een andere beoordelaar kiezen. Zo zouden de TU's kunnen kiezen voor de Amerikaanse vakbroeders van ABET, en hebben de bedrijfskundigen zelfs al ervaring met een beoordeling door de Europese organisatie EFMD/EQUAL.
Een visitatiecommissie moet wel minimumeisen aan opleidingen stellen, maar haar referentiekader mag geen 'ideaalbeeld' zijn waaraan alle opleidingen afgemeten worden. Er moet juist aandacht zijn voor de eigen doelen van elke opleiding.
De vergelijkende oordelen in een visitatierapport mogen dus niet 'eendimensionaal' zijn, zegt de werkgroep. 'Het streven moet zijn de verschillen in beeld te brengen', op meerdere aspecten. Ook nu werken de visitatiecommissies overigens al op die manier, maar de werkgroep vindt het nodig om nog eens met nadruk te stellen dat kwaliteit iets 'multidimensionaals' is. Je hebt traditionele en moderne, brede en smalle opleidingen. En die mogen niet langs één lat gemeten worden.
Politie-agent
Opvallend is dat in visitatierapporten straks wel oordelen komen, maar géén aanbevelingen. De werkgroep vindt het risico te groot dat de onderwijsinspectie of anderen dan weer gaan turven of alle aanbevelingen wel zijn opgevolgd. Dat vindt ze onjuist. Een visitatie moet diagnoses stellen; de opleiding moet bepalen hoe ze haar problemen oplost. Aanbevelingen die al oplossingen voorkouwen, halen de verantwoordelijkheid bij de opleiding weg.
Naast openbare rapporten mogen visitatiecommissies, op verzoek van bezochte opleidingen, ook vertrouwelijke management letters gaan schrijven. Daarin kan men ingaan op specifieke kwesties, en zonodig tòch nog een enkele aanbeveling doen. Nieuw is ook het voorstel om een waarmerk-instantie aan te wijzen die moet toetsen of de beoordelingen deugdelijk zijn uitgevoerd. Die 'externe legitimering' is nu een taak van de onderwijsinspectie, maar de VSNU-werkgroep wil deze het liefst verplaatsen naar een nieuwe valideringsraad. In dat orgaan wil men vertegenwoordigers van studenten, overheid, werkgevers èn inspectie opnemen. Dat zou het 'draagvlak' voor de kwaliteitszorg versterken - en de inspectie haar dominante rol als politie-agent ontnemen.
Maar opmerkelijk genoeg houdt de werkgroep toch de deur voor de inspectie open. In een eerdere versie van haar plan koos ze ondubbelzinnig voor een valideringsraad. Maar nu noemt ze het ook acceptabel als de inspectie de 'meta-evaluatie' blijft verzorgen. Deze ommezwaai komt mede doordat er bij deze instantie een andere wind is gaan waaien onder de nieuwe inspecteur-generaal dr. F.J.H. Mertens.
Diagnose
Mertens, tot voor kort top-ambtenaar in Zoetermeer, heeft in gesprekken met de werkgroep duidelijk gemaakt wat hij al eerder betoogde in een toespraak bij de Hogeschool Maastricht. Ook hij is tegen uniformering. 'Er is minder behoefte aan een eenheidsprodukt dan aan goed gedocumenteerde variëteit', is een van zijn motto's. En het idee van de VSNU-werkgroep dat visitatiecommissies alleen 'diagnoses' moeten stellen, is zelfs van hem afkomstig.
Hoewel niet alle inspecteurs blij zullen zijn met de visie van hun nieuwe baas, Mertens' steun aan de 'pluriformiteit' van de opleidingen is belangrijk. Ook de discussie binnen de VSNU wordt er makkelijker door. Maar dat betekent nog niet dat de universiteiten de plannen zonder verdere discussie zullen overnemen. De afgelopen maanden is al gebleken dat er forse meningsverschillen over de toekomst van de visitaties bestaan.
De TU's lijken veel losser van de vereniging te willen opereren. En ook de Universiteit van Amsterdam ziet veel in eigen visitaties, die dan veel `scherper' zouden kunnen zijn. Maar de Groningse rector Van der Woude schreef in februari juist een verontruste brief, waarin hij 'met klem' pleitte voor handhaving van het huidige systeem. En ook VSNU-voorzitter Meijerink is tegen radicale wijzigingen. De werkgroep-Cohen zocht daarom een middenweg. De universiteiten hebben nog een jaar om het over die middenweg eens te worden. In 2000 moet de derde ronde landelijke visitaties beginnen.