Jazeker. Ook ik heb het gezegd. Dat ik nooit zou gaan hardlopen. Dat ik liever lui dan moe was. Dat ik niet begreep waarom mensen op hun vrije dag vrijwillig stoere gympen aantrekken om met een rood hoofd door de bossen te gaan rennen. Dat het nooit gezond kon zijn. Maar zo blijkt maar weer: er is niets zo veranderlijk als de mens.
Een klein jaar geleden is het begonnen. De aankondiging van een bescheiden conditietest voor een hobby. Je wilt nu eenmaal niet afgaan, dus er zat niets anders op. Met de stellige overtuiging dat ik zou stoppen zodra de test achter de rug was kocht ik een paar goedkope hardloopschoenen en nam een schemaatje ter hand. De eerste dag vijf minuten. Ik hield het vol en daar was alles mee gezegd. Conditie nul komma nul. Ook in de volgende weken bleek hardlopen allerminst leuk te zijn. Vanaf de eerste stap snakken naar het einde is geen teken van groot plezier.
De conditietest diende zich aan en hardlopen was nog immer geen genot. Met de kwalificering 'voldoende' kon ik opgelucht naar huis. Dat hadden we gehad. Maar gek genoeg kon ik er daarna niet mee stoppen. Steeds toch weer die neiging om door de bossen te gaan rennen, mee te doen aan prestatieloopjes, harder en verder willen. Misschien komt het omdat ik het huis deel met een wel zeer fanatieke loper, maar in ieder geval is inmiddels het nieuwe doel gesteld. De halve marathon van Twente. Op 8 juni sta ik aan de start voor de 21,1 kilometer en die 11,9 kilometer zwaar heren van de afgelopen nacht paste fraai in mijn schema.
Natuurlijk heb ik mij afgevraagd waarom ik niet meer kan stoppen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik het hardlopen nog steeds niet met groot plezier doe. Soms gaat het vanzelf, maar het ontbreken van enige vorm van talent zorgt er voor dat het toch vooral hard werken blijft. Wat is het dan wel? De kick van het gevoel achteraf speelt een belangrijke rol. Geen groter genot dan een hete douche op een moe lijf. Bovendien blijkt het aloude cliché op te gaan: ik voel me werkelijk stukken beter. De laatste oorzaak van het aanhoudend gedraaf is verslaving. Na twee dagen niet lopen begint het namelijk ernstig te kriebelen. Het is geen vrijwillige keuze meer, ik moet.
Ik waarschuw een ieder die sportieve activiteit verafschuwt en zegt nooit maar dan ook nooit in actie te zullen komen: ga niet om met mensen die veel hardlopen en begin er vooral niet aan. U zult het op dit moment waarschijnlijk niet geloven, maar het is én besmettelijk én verslavend. Ik kan er over meepraten. Ik ben besmet en verslaafd. Gelukkig wel.
Gitta Montanus
Hardlopen? Ik haat het. Een warme douche op een vermoeid lichaam is lekker. Zeker, maar er zijn dingen die veel lekkerder zijn. Daar hoef ik me niet voor af te beulen langs velden en wegen. Regen te trotseren. Of knieblessures op te lopen door de voortdurende belasting van gewrichten.
Hardlopen is ook helemaal niet gezond. In tegendeel. Wetenschappelijk onder- zoek heeft uitgewezen dat je hart in je leven maar een maximaal aantal slagen kan maken. En als je veel aan duursporten doet, ben je snel door je rantsoen heen. Denk maar aan die afgetrainde wielrenners die, zogenaamd kerngezond, op hun 35ste dood van de fiets storten.
Nu kun je natuurlijk denken: als ik niet overdrijf, zal het best wel meevallen. Vergeet het maar. Want dat gedraaf is verslavend. Net als bij verdovende middelen wil je lichaam steeds meer. Iedere dag. Er is geen ontkomen aan. De kriebels zijn ondraaglijk.
Zo bekeken is hardlopen ongeveer net zo gezond als roken. Sommige rokers beweren dat ze liever vijf jaar korter leven dan hun verslaving opgeven. Ze lachen er dan wat uitdagend bij: 'Mij krijg je echt niet van mijn verslaving af.' Hardlopers hebben dat ook. Ze zijn er trots op. Bah.
Hardlopers kijken ook altijd wat meewarig wanneer ze een fanatieke niet-loper in het vizier krijgen. Zo mogelijk zijn die lopers nog erger dan Jehovagetui- gen. Alleen hebben ze het niet over de 'Heiland' en de 'Wachttoren'. Hardlo- pers praten zonder pauze over hun laatst gelopen afstand en 'het zuur in de benen krijgen'. Ze worden euforisch wanneer ze weer een persoonlijk record hebben gelopen. God zij geprezen. Zielig.
De fanatiekelingen zijn derhalve ook niet de mensen die de Batavierenrace boeiend maken. Nee, dat zijn de lopers in de achterhoede. Zij die niet oefenen omdat ze hun tijd wel beter kunnen gebruiken. Zij die met hun tong op de schoenen op het allerlaatste nippertje binnenkomen. Zij die zich tijdens het lopen zorgen maken of het wisselpunt er nog staat. Zij die zich onderweg vertwijfeld afvragen waarom ze zich hebben laten verleiden tot de martelgang. Zij die de fiets onder het achterwerk van de begeleider vandaan willen trekken. Zij die zich voornemen na deze keer nóóit meer een etappe te lopen. Voor die mensen heb ik bewondering.
Zij lopen namelijk op hun wilskracht, ondanks hun gebrek aan uithoudingsvermogen. Niets verslaving. Ergens aan begonnen zijn en het ook willen afmaken. Gewoon gezond verstand. Datzelfde gezonde verstand dat ze ervoor behoedt zich volgend jaar weer op te geven.
Lydia Tacx
![]()
![]()