Universiteiten, onderzoeksinstituten en hogescholen hebben weinig interesse voor de politieke idealen achter de Europese internationaliseringsprogramma's. 'They're only in it for the money', zei Maassen op het internationale congres. Omdat er een potje voor is, gaan universiteiten 'Europese' plannen maken.
Toch komen de universiteiten soms van een koude kermis thuis. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de 'verwording' van het Comett-programma. Met dit fonds van 870 miljoen gulden wilde Brussel van 1986 tot 1994 de samenwerking tussen het universitaire onderzoek en de Europese industrie bevorderen. Vooral de achtergebleven regio's moesten van Comett profiteren, vond de Unie.
Sinds 1986 is de samenwerking tussen industrie en universiteit meer dan verdubbeld. Maar vooral Duitsland (10 procent), Frankrijk (20 procent), Italië (10 procent) en het Verenigd Koninkrijk (17 procent) ontvingen Comett-geld. De andere lidstaten, ook de zwakke regio's, ontvingen slechts 4 tot 8 procent uit dit fonds. 'De subsidie heeft de kloof met de achtergelegen gebieden alleen maar vergroot', aldus Maassen.
De universiteiten kwamen als vliegen op de stroop op Comett af. Ze dienden ruim 8200 aanvragen in. Brussel wees bijna 60 procent af. Conservatief geschat kost het maken van een plan een maand werk. Bij 8200 plannen en een bruto loon van vijfduizend gulden per maand hebben de universiteiten zo gezamenlijk 41 miljoen geïnvesteerd. Maassen: 'Daarvan is dus bijna 25 miljoen gulden weggegooid. En dan zwijg ik nog over de kosten van de beoordeling van al die plannen.'