Het is moeilijk om de gele marker op zak te houden bij lezing van de conclusies van het onderzoeksrapport 'Vakkenpakketkeuze en Toekomstperspectief van VOCL '98 Leerlingen in havo-5 en vwo-5'. Zo staat er letterlijk te lezen dat het algehele beeld voor meisjes gemiddeld als 'enigszins sneu' valt te kwalificeren.
'Meisjes hebben minder vaak dan jongens op het moment dat ze hun vakkenpakket moeten kiezen een duidelijk toekomstperspectief voor ogen. Degenen van hen die dat wel hebben, veranderen vaker van toekomstperspectief dan de jongens. Ze kiezen aanzienlijk minder vaak wiskunde B, natuurkunde en scheikunde, die als het meest 'kansrijk' gelden. De vakken waarover ze vooral spijt hebben zijn juist de meest kansrijke vakken, en wel omdat deze te moeilijk zijn', aldus het rapport.
Het Instituut voor onderzoek van onderwijs, opvoeding en ontwikkeling (GION) van de Rijksuniversiteit Groningen verrichtte een onderzoek onder vierentwintighonderd middelbare scholieren. De vraagstelling van het onderzoek was niet specifiek gericht op verschillen tussen jongens en meisjes. Het ging de onderzoeker om de vakkenpakketkeuze, het toekomstperspectief ten tijde van de keuze, spijt over de keuze, begeleiding bij de keuze, het huidige toekomstperspectief en de waardering van doorstroomprofielen en vakken.
Onderzoeker H. Kuyper vraagt zich in het rapport expliciet af of het wel raadzaam is meisjes extra aan te sporen tot het kiezen van exacte vakken. Helma Vlas (Bureau Emancipatie UT) vindt die opmerking beneden peil. Vlas: 'Een kwalijke uitspraak zonder grond waaraan een gerenommeerd onderzoeker zich niet schuldig mag maken. Het feit dat je op je zestiende nog volop in een keuzeproces zit, lijkt me zeker niet als sneu aan te duiden. Exact kiezen blijft onverminderd van belang, al is het alleen maar om aan het einde van de middelbare school zoveel mogelijk opties open te houden.'
Te moeilijk
Maar exact bevalt niet altijd, blijkt uit het rapport. Van de havo-meisjes met wiskunde B in het pakket, had 21 procent spijt van de keuze, tegen 9 procent van de jongens. Bij natuurkunde en scheikunde geldt dat voor respectievelijk 19 en 18 procent van de meisjes, tegen 8 en 11 procent van de jongens. Voor vwo'ers liggen de percentages iets lager.
De belangrijkste reden voor de gevoelens van spijt blijken lage rapportcijfers te zijn. Bij de verklaringen die scholieren voor die lage cijfers geven vallen grote sekseverschillen op. Jongens vonden de exacte vakken ongeveer even vaak 'te moeilijk' als 'niet nodig'. Meisjes noemden veel vaker 'te moeilijk' dan 'niet nodig' (havo 53 tegenover 28, vwo 43 tegenover 15 procent). Verder hadden meisjes ten tijde van de vakkenpakketkeuze vaker geen duidelijk toekomstperspectief voor ogen qua vervolgopleiding of beroep. Ook zetten meisjes minder vaak in op universitair niveau dan jongens.
Mieneke Knottenbelt, inhoudelijk directeur van het landelijk steunpunt Technika 10 in Utrecht, stelt vast dat driekwart van de meisjes wéltevreden is met hun exacte studiekeuze. Technika 10 organiseert technische activiteiten voor meisjes in de leeftijd van tien tot twaalf jaar om hun interesse voor en zelfvertrouwen in techniek te vergroten. De stichting hoopt dat daardoor meer meisjes bij hun studie- en beroepskeuze op techniek durven te mikken.
Knottenbelt vindt dat 'de spijt te vroeg is gemeten'. Volgens haar bevinden meisjes zich op het onderzoeksmoment van het GION-rapport in een turbulente levensfase waarbij ze zich meer dan jongens richten op een 'levensloopbaan'. Anders dan jongens vragen zij zich driedubbel af hoe hun toekomst er uit gaat zien. Daarbij tellen werk, gezin en vrije tijd even zwaar mee. Jongens leggen de nadruk anders. De houding van 'je moet aan het werk want zo zit de maatschappij in elkaar' is bij hen diep geworteld.
Nieuwsgierig
De conclusie van de onderzoeker dat meisjes de exacte vakken blijkbaar 'te moeilijk' vinden, zegt Knottenbelt weinig tot niets. 'Het maakt me alleen maar nieuwsgierig naar de werkelijke redenen voor de verschillende antwoorden van jongens en meisjes.' Hiervoor komen diverse sekseverschillen in aanmerking.
Zo zeggen jongens in het algemeen minder snel dat ze iets te moeilijk vinden en zoeken ze sneller de oorzaak van hun falen in externe omstandigheden. Verder horen meisjes in hun omgeving veel vergoelijkende opmerkingen wanneer ze thuiskomen met slechte resultaten voor exacte vakken. Bovendien is bekend dat ze in hun puberleeftijd liever niet willen opvallen in hun groep door al te afwijkend gedrag, oftewel goed zijn in exacte vakken. De kwalificatie 'te moeilijk' kan ook nog in de hand worden gewerkt door de manier waarop exacte vakken worden aangeboden. Er zijn veel verbeteringen mogelijk om dit 'meisjes-vriendelijker' te doen.
Als tegenvoorbeeld wijst Knottenbelt er op dat jongens aanzienlijk vaker spijt zeiden te hebben van hun keuze voor Frans dan meisjes. 'Ik denk dat jongens, en meisjes, meer geïnteresseerd en overtuigd van het nut van dit vak zijn wanneer de leraar Frans vaker technische teksten in plaats van alleen maar literaire werken ter bestudering aan zou bieden. Op het gebied van techniek gebeurt er veel in Frankrijk. Wie daar gemakkelijk toegang toe heeft, heeft meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt.'
Kies exact
Ten slotte geeft Knottenbelt aan dat het mogelijk is dat meisjes meer dan jongens kijken naar de 'totaliteit van de cijfers' en daardoor meer angst hebben om te zakken. Al met al vindt ze de suggestie de Kies Exact campagne overboord te zetten volstrekt voorbarig. Knottenbelt: 'Ik vind wel dat er te veel nadruk wordt gelegd op het nuttige aspect van exact kiezen. Het is beter om meisjes een aantrekkelijk toekomstbeeld te schetsen.'
Helma Vlas van Bureau Emancipatie geeft aan hoe zoiets in zijn werk kan gaan. Als voorbeeld noemt ze dat 'management' langzaam maar zeker is 'vermenselijkt' en een goede klank heeft gekregen bij meisjes en vrouwen. 'Met techniek zou dit eveneens kunnen gebeuren', aldus Vlas.
Het succes onder meisjes van de toch tamelijk technische UT-studie Civiele Technologie en Management (CT&M) is in dit licht niet toevallig. De manager van tegenwoordig is iemand die communiceert, samenwerkt en zorg heeft voor de werknemers. Vrouwelijke topmanagers als Sylvia Tóth hebben een belangrijke voorbeeldfunctie vervuld. Bedrijven zelf letten in hun advertenties meer op de algehele, dus ook vrouwvriendelijke, uitstraling.
Vlas: 'Tijdens de Meisjes Studeren Techniek dagen pogen we bewust om het nieuwe beeld van technici als managers uit te dragen door de deelneemsters aan multi-disciplinaire projecten te laten werken waarbij de relatie tussensamenleving en techniek centraal staat. Hoe belangrijk beeldvorming is, kun je ook zien aan de nieuwe studie Biomedische Technologie aan de TU Eindhoven die bij de voorlichtingsdagen veel belangstelling van meisjes kent.'
Stimuleringsfonds
Vlas en Knottenbelt zijn allebei positief over het Stimuleringsfonds waarmee de UT de financiële risico's voor beginnende techniekstudentes wil verminderen. Knottenbelt verwacht hiervan echter niet de oplossing. 'De keuze voor een technische studie is afhankelijk van een complex van factoren. Het initiatief van de UT is interessant, maar er zijn meerdere experimenten nodig. Je moet daarbij de geringe belangstelling van meisjes voor technische studies niet altijd problematiseren. Meer aandacht voor algemene onderwerpen als de houding van docenten van exacte vakken op de middelbare school en de invulling van studie en loopbaan, kunnen eveneens een positief effect sorteren.'
Tot een fifty-fifty verdeling van meisjes en jongens in de harde technische studierichtingen hoeft het van Technika 10 niet te komen. Wel zou de algemene houding tegenover meisjes die techniek gaan studeren 'gewoon' moeten zijn en waardering moeten oogsten, aldus Knottenbelt.
![]()