Het aantreden van Frederik de Klerk als president in februari 1989 was het begin van de afschaffing van apartheid in Zuid-Afrika. De Klerk volgde Pieter Botha op, die al langere tijd onder vuur lag. De president met de bijnaam 'Grote Krokodil', vanwege zijn autocratische en botte regeerstijl, was niet in staat geweest nieuw beleid te formuleren om een eind te maken aan de apartheid. De Klerk kon dat wel. Dit leidde in 1990 tot het opheffen van het verbod op het ANC en de vrijlating van Nelson Mandela. Vier jaar later koos Zuid-Afrika Mandela massaal tot president.
Abrahams studeerde op dat moment aan de UT. Zijn ouders woonden wederom in Zuid-Afrika. 'Ik begrijp nog steeds niet wat mijn ouders ineens weer in Nederland zochten. Het zal wel op aandringen van mijn moeder zijn geweest, maar zij was ook degene die haar leven in Zuid-Afrika niet kon missen.'
Leningen
Zoon Christo bleef en besloot een studie te volgen, die hem een toekomst in Zuid-Afrika zou geven. Bovendien 'bereik je met een titel meer'. Terug moest hij. Hij werkte bij een bank, zegde zijn baan op en bekostigde zelf zijn studie aan de UT. De keuze voor technische bedrijfskunde aan de UT was weloverwogen. 'Deze universiteit stimuleert het ondernemerschap en eigen initiatief en kleine bedrijven moeten de werkgelegenheid brengen die mijn land nodig heeft. Van de grote bedrijven hoef je dat niet te verwachten.'
Zuid-Afrika kent sinds de verkiezingen een jaarlijkse groei van 3 procent. De werkgelegenheid groei echter amper. Dit is het gevolg van de jaren van isolatie waarin er nauwelijks buitenlandse concurrentie was. Tegenwoordig moeten bedrijven wel aan productiviteitsverbetering werken en dat gaat ten koste van de werkgelegenheid. Tegelijkertijd wordt de economie gekenmerkt door een sterk onderontwikkeld midden- en kleinbedrijf. 'Door overheidsinmenging, onderwaardering van het eigen initiatief, conformisme als maatstaf en gebrek aan toegang tot geld, markten en informatie is het ondernemerschap hier amper ontwikkeld. Een slechte zaak.'
Vermaard
Na de verkiezingen in 1994 toog Abrahams naar Zuid-Afrika om af te studeren onder leiding van dr. Ben Vosloo, directeur van de Small Business Development Corporation (SBDC). De aandelen van deze financieringsmaatschappij waren voor de helft in handen van de staat en voor de andere helft in particulier bezit. Vosloo en zijn bedrijf waren internationaal vermaard vanwege de cross-subsidizing van leningen aan informele (zwarte) bedrijfjes. Deze werden betaald door de inkomsten uit leningen aan middelgrote blanke bedrijven. Dit systeem kwam met de politieke veranderingen onder druk te staan. De SBDC gebruikte indirect overheidssubsidies, bedoeld voor microleningen aan zwarteondernemers, om leningen aan grotere bedrijven te verschaffen.
Intussen begon de toenmalige minister van Handel en Industrie, Trevor Manuel, onderhandelingen met de SBDC. Hij wilde de organisatie omvormen, zodat deze beter paste in het nieuwe politieke klimaat. Vosloo wilde daar niets van weten. Gevolg was dat de regering haar subsidies terug eiste en Vosloo de werkgelegenheid van achthonderd van zijn medewerkers op het spel zette. 'Ik wilde niet langer met Vosloo geassocieerd worden en heb een opdracht geaccepteerd bij de USAID, een overheidsorganisatie voor ontwikkelingshulp.'
Ntsika
Van afstuderen kwam echter weinig terecht. Voor USAID moest Abrahams een panel van deskundigen op het gebied van het midden- en kleinbedrijf samenstellen. Een van de leden van het panel was eveneens adviseur van de minister Manuel en zodoende belandde Abrahams op de stoep bij de minister. Voordat hij het wist was hij lid van wat werd genoemd het 'dream team'. Deze vijf man sterke groep werd verantwoordelijk voor het opzetten van een institutioneel raamwerk voor het implementeren van de National Small Business Strategy. Het werd daarentegen allesbehalve een droomtijd. 'Het zijn twee jaren geworden van heel hard werken, politieke achterbaksheid en veel onzekerheid. We waren allemaal te jong en onervaren.'
Wat het dream team wel voor elkaar kreeg was het opzetten van drie organisaties, die zich bezig houden met de ontwikkeling en stimulering van het midden- en kleinbedrijf. Een daarvan is Ntsika Enterprise Promotion Agency. Ntsika, dat pilaar in Zulu betekent, is verantwoording verschuldigd aan de minister van Handel en Industrie. Doel is de coördinatie en financiering van niet financiële steun aan het mkb door andere organisaties. Ntsika verschaft zelf geen steun aan de bedrijven, maar adviseert bijvoorbeeld universiteiten en overheden. Daarnaast heeft Abrahams, naar het model van het Economisch Instituut voor het Midden-en Kleinbedrijf in Nederland, het EIM, een afdeling opgezet die data verzamelt en analyses uitvoert. 'Van afstuderen is het overigens nooit meer gekomen.'
Succes
Iedere maand vertrekken ongeveer duizend hoger opgeleiden uit Zuid-Afrika om hun geluk elders te beproeven. Dat maakt de blijvers extra gewild. Zoals velen heeft Abrahams dan ook een aanbod van een groot adviesbureau in zijn la liggen om er als consultant te werken. Toch blijft hij voorlopig waar hij zit. 'Ik kan hier meer bijdragen aan de ontwikkeling van mijn land.'
Voor Zuid-Afrikaanse blanke begrippen woont Abrahams dan ook zeer bescheiden in zijn studio in Pretoria. Al is het complex met een muur omringt en ademt het een luxueus, ietwat mediterrane sfeer uit. In vergelijking met de meeste blanke buitenwijken van zowel Johannesburg als Pretoria is het geen toplocatie. 'Dat grote geld komt ooit wel. Ntsika verkeert op het ogenblik in een moeilijke periode. Ik ben gevraagd te blijven. Anderzijds hoop ik Ntsika binnen twee jaar tot een succes te zien worden.'
Belangrijkste reden voor Abrahams (die Nederlands met een licht Engels accent spreekt en Engels met een zweem Afrikaans) om in Zuid-Afrika te blijven is dat hij daar nog 'een verschil kan maken'. In Nederland zou hij een van de velen zijn. Hij vindt het leven in Nederland saai. 'Jullie maken je druk om het weer. En als ik heel eerlijk ben, ik ben de Nederlandse luidruchtigheid een beetje ontgroeid.'
Christo Abrahams
![]()