Dat blijkt uit het jaarverslag over 1996 dat M. Oosting, de Nationale Ombudsman, deze week uitbracht. Er werd 49 maal een klacht bij Oosting ingediend over USZO, dat overigens zeer gevoelig blijkt voor het optreden van de Ombudsman. Zodoende kon Oosting voor veel klagers 'wonderen' verrichten: USZO kwam maar liefst 45 maal halverwege het onderzoek van de Ombudsman tegemoet aan de klagers. Ook bij de overige vier klachten beet de uitkeringsfabriek in het stof: in alle gevallen bleek de klacht terecht.
Twee weken geleden moest USZO, dat sinds 1 januari 1996 de onderwijsuitkeringen beheert, het ook al ontgelden. Toen kwam een vernietigend, nog vertrouwelijk accountantsrapport in de openbaarheid. Verder kreeg de Groningse instantie het afgelopen jaar ook herhaaldelijk een veeg uit de pan van de Rekenkamer, de universiteiten en de Tweede Kamer.
De Ombudsman erkent dat USZO een moeilijke start had. In de eerste maand na de oprichting lagen er al 900 bezwaarschriften van wachtgelders, die door een wijziging in de wet hun neveninkomsten moesten opgeven. De werkloze docenten meenden echter dat die inkomsten niet van hun uitkering mocht worden afgetrokken. Over deze zaak loopt overigens nog altijd een rechtszaak.
USZO bleek niet in staat deze stroom protesten goed te verwerken: men reageerde niet of veel te laat op brieven en telefoontjes om toelichtingen op de kortingen. In de zomer van 1996 liep het USZO opnieuw over de schoenen. Dit keer kon men de uitkeringsaanvragen van docenten die aan het eind van het schooljaar werden ontslagen, niet aan. De werkloze docenten moesten daardoor vaak meer dan acht weken wachten voordat zij antwoord kregen. Ook in het verlenen van een voorschot was USZO traag.
Uit het jaarverslag blijkt verder dat er in 1996 minder studenten hebben geprotesteerd over de manier waarop de Informatie Beheer Groep de regels voor studiefinanciering uitvoert. De Ombudsman kwam vijftig maal in actie, in 1995 was dat nog 83 maal. Ook vijftig keer onderzocht de Ombudsman klachten over de OV-kaart. Nogal wat studenten vonden dat zij ten onrechte een forse boete kregen omdat zij hun OV-kaart niet op tijd ingeleverd zouden hebben. Slechts één student werd echter in het gelijk gesteld.
Een bijzondere klacht ontving de Ombudsman over het Centraal Bureau Aanmelding en Plaatsing. Een vader wilde dat het CBAP de voornaam van zijn zoon registreerde als Jan Maarten (zonder streepje) en niet als Jan M. Volgens de vader luisterde zijn zoon uitsluitend naar de roepnaam Jan Maarten, niet naar 'Jan' of 'Jan M.'. De vader werd echter in het ongelijk gesteld. Het registreren van de eerste voornaam is bij het CBAP voldoende voor een volledige identificatie, aldus de Ombudsman.