Elders in het land kiezen stedenbouwers bij diezelfde keuze juist steeds vaker ten faveure van de natuur. In Rotterdam bijvoorbeeld wordt druk gebouwd op de vrijgevallen haventerreinen op de Kop van Zuid. In Amsterdam heeft het faillissement van de scheepsbouw ook tal van potentiële bouwlocaties opgeleverd. Wonen in een dok - me dunkt, daar kun je leuke dingen mee doen. En als Amsterdammers echt in Amsterdam willen blijven wonen, dan moeten ze de Wallen tegen de vlakte gooien en vervangen door grote appartementencomplexen. Maar geen Amsterdammer die die mogelijkheden serieus neemt. Nee, Amsterdammers hebben de aartsconservatieve gewoonte om ieder stukje vergane glorie onmiddellijk op de monumentenlijst te zetten.
Wie vreest dat de natuur rond Amsterdam het hiermee definitief heeft verloren, zou eens vanaf Kuinre de Noordoostpolder in moeten wandelen. Op het eerste gezicht denk je hier te maken te hebben met een door de mensen op de Zuiderzee buitgemaakt stukje natuur. Maar als je beter kijkt vind je de resten van een 13de-eeuws kasteel. De natuur blijkt hier eerst een architectonisch monument op de mens te hebben buitgemaakt. En geen conservatieve tweevoeter die dat heeft kunnen tegenhouden.
Eenzelfde ontwikkeling is ook in Amsterdam gaande. De stad dijt uit naar buiten, maar van binnenuit krijgt de natuur vat op de vergane glorie. Het lot van de ongebruikte industrieterreinen: grassen en mossen dringen tussen de tegels en de stenen door omhoog. Manshoge distels laten hun zaadvlokken door de straten waaien, en vormen een toevluchtsoord voor menig zangvogel. Braamstruiken overwoekeren de afbrokkelende muren. Maar pas als de Vereniging Natuurmonumenten het terrein de status van beschermd natuurgebied wil geven, zullen de Amsterdammers besluiten de hele zaak tegen de vlakte te gooien ten behoeve van de woningbouw.