Dat geluid viel deze week in Rotterdam te beluisteren op een congres over sturing van wetenschappelijk onderzoek. De kritiek kwam uit onverwachte hoek. Zo toonde één van de drie 'wijze mannen' die onlangs het kabinet adviseerden over de keus van technologische top-instituten, zich verbaasd dat de overheid bij die selectie geen sturende rol heeft willen spelen.
De technologieplannen werden wel op economische en wetenschappelijke maar niet op maatschappelijke criteria beoordeeld, verzuchtte prof.dr. L. Soete. Daar had de Maastrichtse econoom dus wel aan meegedaan, maar erg tevreden was hij er achteraf niet over: 'Juist een zeer relevant voorstel voor onderzoek naar duurzame energie viel buiten de boot.'
Gezien de criteria kon dat niet anders. Dus vindt Soete dat in een volgend geval ook het maatschappelijk belang een rol moet spelen. 'Want het is toch absurd als we straks elektronische snelwegen hebben maar geen schone lucht meer kunnen inademen?'
Soete stond niet alleen in zijn kritiek. Zo stelde dr. A. van Heeringen, secretaris van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT): 'Juist op gebieden waar de overheid verantwoordelijk voor is, laat ze het afweten.' Hij noemde het onderzoek aan milieu- en energieproblemen en criminaliteit. Dit onderzoek - grotendeels gefinancierd door de overheid - is versnipperd en te vaak op de korte termijn gericht. In de fundamentele onderzoeksprogramma's van de universiteiten is er slechts weinig ruimte voor.
De AWT vindt dat Ritzen zich te gedetailleerd met de universiteiten bemoeit en twijfelt aan het nut van de 55 miljoen die Wijers steekt in technologie-instituten. Veel belangrijker is maatschappelijke afstemming, op hoofdlijnen, van de bestaande miljardenbudgetten voor onderzoek. Daar doet het kabinet volgens Van Heeringen nog te weinig aan.
In een andere vorm kwam dezelfde kwestie terug tijdens een forumdiscussie op het congres. Vier Kamerleden werden door prof.dr. R.J. in 't Veld onder meer geconfronteerd met de wel zeer scheve verdeling van onderzoeksgeld tussen universitaire disciplines. 'Is dit nu het product van uw handelen of van uw onmacht?', was zijn cynische vraag.
De politici wisten er niet goed raad mee. PvdA-Kamerlid Wim van Gelder meende de schuld bij de universiteiten te moeten leggen. Die moeten 'beter luisteren' naar maatschappelijke prioriteiten zoals de milieuproblematiek. Zo niet, dan dient er geld van hen te worden overgeheveld naar de landelijke organisatie NWO. Toen hem voor de voeten werd geworpen dat juist die organisatie weinig milieu-onderzoek financiert, en dat grote verschuivingen tussen vakgebieden onmogelijk zijn doordat de politiek alle wachtgeld-kosten bij de universiteiten legt, bond Van Gelder een beetje in.
De andere Kamerleden bleken veel voorzichtiger in hun sturingspretenties. Zodat forumvoorzitter In 't Veld kon constateren dat van een helder 'paars' standpunt over het wetenschapsbeleid geen sprake is.