Vanaf het jaar 2000 hebben de Nederlandse universiteiten nog maar 125 verschillende opleidingen. Dat is ruim de helft minder dan nu. De universiteiten zijn het afgelopen vrijdag over die `vereenvoudiging' eens geworden.
Een werkgroep van de VSNU, de vereniging van universiteiten, had afgelopen najaar voorgesteld het universitair onderwijs in 86 opleidingen te ordenen. Het opleidingsaanbod staat nu nog onder 272 verschillende namen geregistreerd. Minister Ritzen, maar ook de werkgeversorganisaties vonden dat er een eind moest worden gemaakt aan die onoverzichtelijkheid. Het voorstel van de werkgroep - onder leiding van de Utrechtse collegevoorzitter Veldhuis - riep echter veel weerstanden op. Voorzitter Meijerink van de VSNU heeft daarom de afgelopen maanden omzichtig gemanoeuvreerd alle universiteiten tevreden te stellen, zonder het wezen van het voorstel aan te tasten. Dat heeft ertoe geleid dat het aantal opleidingen weer wat uitgebreid is: van 86 uit het oorspronkelijke voorstel tegen 125 in het uiteindelijke besluit. Het verschil zit vooral in een aantal talenstudies.
Het plan van de VSNU wordt nu naar minister Ritzen gestuurd. Die moet de nieuwe namen uiteindelijk officieel registreren. Die namen kunnen dan vanaf het studiejaar 2000/2001 gebruikt worden. De universiteiten willen van Ritzen de toezegging dat hij zich vervolgens vijf jaar lang niet bemoeit met het aantal opleidingen en het aantal universiteiten waar elke opleiding gevolgd kan worden.