De universiteiten gaan onderzoeken hoe het hun oud-studenten vergaat op de arbeidsmarkt. Zij praten al een paar jaar over zo'n onderzoek, maar afgelopen vrijdag hebben ze besloten dat het nu toch echt gaat gebeuren. In het najaar van 1998 zal voor het eerst een landelijke enquête gehouden worden. Alle afgestudeerden die in het nu lopende studiejaar (1996/97) hun bul halen, zal gevraagd worden of ze een baan hebben, wat de functie-eisen en het niveau van die baan zijn en hoe lang ze ernaar gezocht hebben. De enquête zal elk jaar herhaald worden, onder steeds nieuwe lichtingen afgestudeerden.
De vereniging van universiteiten, de VSNU, praat al jaren over zo'n onderzoek. Het hoger beroepsonderwijs kent zoiets al sinds 1992, de zogeheten HBO-Monitor. De universiteiten waren het er weliswaar over eens dat het lot van hun afgestudeerden op de arbeidsmarkt hun een zorg moet zijn. Maar desondanks konden zij het niet een worden over een `WO-Monitor'.
Een groot struikelblok was dat sommige universiteiten zelf al eigen enquêtes hielden. Zij wilden de vrijheid houden om zelf te beslissen over de opzet daarvan. De VSNU heeft daarom gekozen voor een aanpak waarin de bestaande enquêtes kunnen worden opgenomen. Elke afzonderlijke universiteit kan nu haar enquête in eigen beheer uitvoeren. Ze mag eigen vragen stellen en zelf bepalen door welk bureau ze het onderzoek laat doen. Wel zal elke universiteit in ieder geval een aantal landelijk afgesproken vragen stellen. Daarnaast zet de VSNU een bureau aan het werk om de gegevens landelijk te vergelijken en te analyseren.
Over deze deels centrale, deels decentrale aanpak waren de universiteiten het ruim een jaar geleden in principe al eens. Geruzie over de precieze opzet en de afbakening tussen het landelijke en het decentrale deel leidden echter tot steeds nieuwe vertraging. Afgelopen vrijdag zette het bestuur van de VSNU daar een punt achter, zodat de voorbereidingen nu echt van start kunnen gaan. De WO-Monitor kost de universiteiten zo'n vier ton per jaar. Grofweg de helft daarvan gaat op aan het landelijk deel van het onderzoek.