Studenten die de temponorm voor hun studiefinanciering niet halen, noemen vooral hun eigen gebrek aan motivatie en inzet als oorzaak. Toch studeert zeker tweederde van hen alsnog verder. Dat blijkt uit een landelijk onderzoek onder zesduizend `tempo-slachtoffers'. 2
Afgelopen studiejaar werd in totaal ruim 12 procent van alle universitaire studenten slachtoffer van de tempobeurs, zo blijkt uit deze week vrijgegeven cijfers. Hun beurs voor dat jaar werd definitief omgezet in een lening. In het hbo waren de resultaten gunstiger: daar verloor iets meer dan 8 procent van de studenten hun beurs. In totaal leverde dit minister Ritzen 152 miljoen gulden op.
Studenten moesten afgelopen studiejaar voor het eerst aan de verhoogde norm van 21 studiepunten voldoen. Gemiddeld over het hele hoger onderwijs haalde bijna twaalf procent of 40 duizend studenten die norm niet. Onder deze groep waren echter ook vijfduizend eerstejaars die voor 1 februari stopten met studeren; zij hoefden daardoor hun beurs niet terug te betalen. Het aantal `echte' slachtoffers kwam zo op ruim 34 duizend of iets meer dan tien procent van alle studenten. Dat is bijna het dubbele in vergelijking met de tijd dat de norm nog maar 10 studiepunten bedroeg.
Hoe het komt dat studenten de norm niet halen, wordt duidelijk uit een nieuw rapport van het Nijmeegse instituut IOWO, dat eveneens deze week is verschenen. Men ondervroeg zesduizend studenten die in de twee voorgaande studiejaren ('93/'94 en '94/'95) de toen nog `lichte' temponorm misten. Net als bij eerdere onderzoeken bleek daarbij dat studenten de schuld toch vooral bij zichzelf zoeken.
Luiheid, twijfels en persoonlijke omstandigheden worden nog het meest als verklaring genoemd. Slechts een kleine minderheid (18 procent) van de tempo-slachtoffers blijkt bijvoorbeeld echt regelmatig colleges te lopen. Toch is ook de kwaliteit van het onderwijs van invloed bij het falen: bij veel studenten zijn de twijfels vergroot door saaie docenten of een gebrekkige organisatie van de opleiding.
Opvallend genoeg studeert tweederde van de universitaire tempo-slachtoffers toch verder; nog eens eenzesde denkt erover om de studie later weer te vervolgen. In het hbo zijn deze cijfers wat lager. De financiële draagkracht speelt hierbij misschien een rol. Bij de universiteiten bleek inderdaad dat studenten met rijke ouders ondanks het verlies van hun beurs vaker doorstudeerden; uit eerder onderzoek was al bekend dat dit vooral economen en juristen betreft. In het hbo is zo'n verband met ouderinkomen niet aantoonbaar.
Allochtone studenten blijken overigens al veel problemen met de temponorm van 10 studiepunten gehad te hebben. Ongeveer eenderde van hen miste in de bestudeerde jaren de norm. De grote meerderheid van hen bleek echter wel door te studeren.
Aan de communicatie met de tempo-slachtoffers kan nog wel wat verbeterd worden. Vooral in het hbo worden nog veel studenten (eenderde van het totaal) verrast door het bericht dat ze de norm gemist hebben. Ruim de helft van hen (18 procent) hoort dit bovendien pas achteraf. Officieel moet de instelling je informeren zodra ze aan de Informatie-Beheergroep meldt dat je te weinig punten gehaald hebt. De universiteiten voldoen in 12 procent van de gevallen niet aan die regel.