orienteerde) UT, want met Schulte Nordholt is de universiteit een publiek boegbeeld rijker. Maar wordt hij in Twente als zodanig gekoesterd?
Nico Schulte Nordholt was de afgelopen week vaste gast in de media. Hij sprak over Indonesië op de radio, was verschillende keren te zien in Nova. Op maandag schreef hij een stuk voor de opiniepagina van NRC Handelsblad, de zaterdag daarop opende dezelfde krant met een essay van zijn hand over de Indonesische politieke geschiedenis. Bij deze gelegenheden sprong bij het publiek niet alleen Schulte Nordholts enorme achtergrondkennis in het oog, maar viel bovendien op hoe goed hij ingevoerd is in de kringen van de Indonesische oppositie. Meer dan eens liep de wetenschapper vooruit op ontwikkelingen die de internationale pers een dag later zou bevestigen.
Die kennis en contacten zijn het resultaat van een levenslange betrokkenheid met het land. Schulte Nordholt werd in 1940 geboren op Timor, een deel van zijn vroege jeugd bracht hij door in een Jappenkamp. In 1947 vertrok hij met zijn familie naar Nederland. Na een studie culturele antropologie keerde hij in 1969 terug naar zijn geboorteland, waar hij tot 1984 aan verschillende universiteiten onderwijs gaf en onderzoek deed.
Een tweede Nederlandse periode brak aan. In 1990 haalt VOK-voorman Hommes hem naar Twente, waar hij zich de afgelopen jaren inspande voor verschillende onderwijskundige projecten in Indonesië. Vervlochten als zijn leven is met de geschiedenis van de archipel, ervoer Schulte Nordholt de laatste weken als zeer enerverend, zowel professioneel als emotioneel. Het regime van Soeharto maakte hij van dichtbij mee, veel oppositievoerders kent hij persoonlijk, onder wie de deze week vrijgelaten vakbondsleider Muchtar Pakpahan en moslim-intellectueel Sri Bintang Pamungkas.
Toch is het opmerkelijk dat journalistiek Nederland juist bij Schulte Nordholt te rade gaat. Het ligt niet voor de hand om een Indonesiëspecialist in Twente te zoeken. Nederland telt immers twee instituten die zich volledig wijden aan de Indonesiëstudie, één in Leiden en één in Amsterdam. Anders dan de wetenschappers daar, bedrijft Schulte Nordholt zijn specialisme in een betrekkelijk isolement. Als Indonesiëvorser staat hij er institutioneel gezien alleen voor.
Hoe nadelig dit kan zijn bleek enige weken geleden. Niet alleen de media hebben Schulte Nordholt herkend als vooraanstaand op zijn vakgebied, ook het NIAS (Netherlands Institute of Advanced Study) in Wassenaar denkt er zo over. Deze prestigieuze onderzoeksinstelling nodigde hem uit om deel te nemen aan een internationale projectgroep, bestaande uit tien prominente wetenschappers. Gedurende tien maanden zou het gezelschap een vergelijkend onderzoek gaan verrichten naar politieke structuren in Latijns Amerika en Oost-Azië. De crisis in de voormalige Nederlandse kolonie deed het NIAS op het laatste moment besluiten om ook Indonesië in het onderzoek te betrekken. Zo kwam men bij Schulte Nordholt terecht.
Die ervoer de uitnodiging als 'bijzonder eervol en zeer uitdagend', en vroeg de medewerking van het College van Bestuur. 'Zeer vereerd', luidde ook daar de reactie, 'mooi voor de UT, prachtig voor Schulte Nordholt'.
Maar vervolgens kwamen de mitsen en maren. De termijn waarop besloten moest worden, vond men veel te kort, alles moest vlug vlug. NIAS inviteerde de Twentse coryfee pas in een laat stadium, de gelukkige zelf zat nota bene in Indonesië. Bovendien ging het over tienduizenden guldens. Gedurende Schulte Nordholts verblijf in NIAS zouden diens onderzoeks- en onderwijstaken door een ander overgenomen moeten worden. Volgens de becijfering van het CvB zou de operatie dus minstens een jaarsalaris kosten. Schulte Nordholt kwam evenwel maar op tweevijfde van dat bedrag uit.
Hoe dan ook, in dit soort gevallen moet de faculteit betalen, oordeelde het CvB, want zo zijn de regels. VOK valt onder T&M, en die faculteit kon dat geld niet stante pede vrijmaken. En dus ging het feest niet door. Dat was een fikse tegenvaller voor Schulte Nordholt, die naar eigen zeggen een week nodig had om over de teleurstelling heen te komen.
Los van deze persoonlijke domper, rijst de vraag of de UT goed doet aan haar rigide aanpak. Moet een universiteit die zichzelf ondernemend noemt in dit soort gevallen niet slagvaardiger optreden en gewoon kunnen putten uit een speciaal budget om deze activiteiten mogelijk te maken? Onderwijs en onderzoek zijn excellent in Twente, maar de UT geniet internationaal nog maar nauwelijks het aanzien dat bij die stand van zaken past. In Duitsland werd de ondernemende universiteit niet gesignaleerd, zo bleek uit de Spiegel-enquête van enkele weken terug. Medewerkers laten acteren in mondiale schijnwerpers is misschien wel dé manier om daar verandering in te brengen.