Europese regelgeving is regelmatig het mikpunt van spot. Dat mag geen wonder heten. Zo heeft het Europees normalisatie-instituut CEN in Brussel zelfs minimum-eisen vastgesteld voor condooms. Het zogenaamde Euro-condoom moet tenminste 17 centimeter lang zijn en een minimumomtrek hebben van 44 millimeter.
De spot slaat over in zorg wanneer nationale 'verworvenheden' in het geding zijn. Zo bedong Groot-Brittannië, met zijn invloedrijke contingent eurosceptici, een uitzonderingspositie op het gebied van sociale wetgeving. De Britten vreesden desastreuze gevolgen voor de economie als hun 48-urige werkweek zou moeten worden teruggebracht tot Europees niveau. In Nederland wordt gevreesd voor ons (superieure) stelsel van sociale zekerheid en ons (superieure) drugsbeleid.
De belangstelling voor Europa is in Nederland pas sterk toegenomen sinds Maastricht, denkt Bernard Steunenberg. Daarbij overheerst het beeld van Europa als weinig democratisch moloch boven Nederland.
Onderzoek heeft zich tot nu toe toegespitst op wat zich in Brussel en Straatsburg afspeelt. Hoe de Europese wetgeving vervolgens zijn weg vindt binnen een land is nooit helder onderzocht.
Intussen vervult de Europese Unie wel een dominante rol op een groot aantal beleidsterreinen. Burgers kunnen in Straatsburg naar de rechter stappen als in hun land de Europese regels niet worden geëerbiedigd. De Vlaming Bosman verloste zo zijn mede-voetballers van de transfersom waarmee clubs hun Europese voetballers aan de ketting konden leggen.
Probleem is dat op Europees niveau sprake is van een democratisch 'gat'. Het Europarlement heeft slechts beperkte bevoegdheden. De raad van ministers beslist bij meerderheid. In het uiterste geval kan een parlement zijn minister dwingen voor of tegen te stemmen. Maar daarmee is een onwelgevallig besluit niet tegen te houden.
Het is daarom zinvol, vindt Steunenberg, na te gaan in hoeverre Europa invloed heeft op de wijze waarop in de lidstaten beleid wordt gemaakt. Meest voor de hand liggend is de veronderstelling dat de EU overheden in hun vrijheid beperkt.
Een extreem voorbeeld hiervan is de Europese muntunie, de EMU. Die belet Europese regeringen straks het voeren van een eigen monetair beleid. Feitelijk is sprake van een totale convergentie, gelijktrekking, van beleid. In alle landen van de muntunie gebeurt straks hetzelfde.
De beleidsvrijheid van nationale overheden kan door Europese regelgeving echter ook worden vergroot. Steunenberg noemt als voorbeeld de gang van zaken rond de visquota. Het EU-beleid om de visstand te beschermen, stelde regeringen in staat vangstbeperkingen in te stellen. De maatregelen per land verschilden. In dat geval is sprake van divergentie van beleid.
Steunenberg verwacht dat bepaalde factoren bepalen of convergentie dan wel divergentie optreedt, en in welke mate. Hij heeft er in principe twee geïdentificeerd. Overigens zal eerst worden onderzocht of er nog meer zijn.
Eén factor is de afhankelijkheid van de diverse landen op het beleidsterrein. Hoe groter de afhankelijkheid, des te sterker de neiging tot convergentie, tot gelijktrekking van het beleid. In principe.
Want beleidswijzigingen kunnen alleen maar worden doorgevoerd als de partijen die daarbij zijnbetrokken dat toestaan. Gevestigde belangen en belangenbehartigers die een stevige vinger in de pap hebben, kunnen de beleidshervormingen frustreren. Bestuurskundigen noemen deze tweede factor de mate waarin besluitvorming is 'geïnstitutionaliseerd'.
De onderzoekers zullen hun hypothese op een viertal beleidsterreinen toetsen. Gekozen is voor hoger onderwijs, sociale zekerheid, research & development en milieu.
Op het gebied van de sociale zekerheid wordt een vergelijking gemaakt met de situatie in de Verenigde Staten. Aan de ene kant is dit een sterke unie, aan de andere kant hebben de staten een grote autonomie. Dit heeft geleid tot grote verschillen in sociale wetgeving. Een interessante case study, omdat de 'unie' Amerika immers al tweehonderd jaar bestaat.
Europa is 'één van de hobby's' van de aan de UT afgestudeerde en gepromoveerde bestuurskundige. Zijn belangstelling is breed. Het door hem geïnitieerde project brengt dan ook onderzoekers uit verschillende instituten en faculteiten samen: de bestuurskundigen van de NOB en de faculteit BSK, de hoger onderwijsspecialisten van het CSHOB, de milieudeskundigen van het CSTM en de filosofen en sociaal wetenschappers van de faculteit WMW.
Het project kreeg eind november 1 miljoen toegekend uit het Onderzoeks Stimulerings Fonds (OSF) van de UT. De deelnemende faculteiten en instituten dragen samen nog eens 0,7 miljoen bij. Steunenberg: 'Ik denk dat hierdoor de maatschappijwetenschappen een belangrijke impuls krijgen'.
De Europese Unie speelt een dominante rol op een groot aantal beleidsterreinen, maar over het effect op nationaal beleid is nog weinig bekend.