Zeeland, april 1999. De Grevelingendam in oorlogstijd. Commandant Inge van Putten (24 jaar, afgeronde universitaire studie chemische technologie) moet een strategische zoutsilo van Rijkswaterstaat tegen een nachtelijk offensief beschermen. Van Putten heeft met haar manschappen slim positie gekozen. De aanval wordt in eerste instantie afgeslagen, maar als de vijand versterking krijgt, moet het hele bataljon in sluipmars de aftocht blazen. Tot grote hilariteit van de toeristen die vanaf het dek van hun driemaster de gevechten met een biertje in de hand live gadeslaan.
Natuurlijk heet de oorlog officieel oefening Charlie, bestaat de vijand voor het grootste deel uit 'mannetjes' van de Nationale Reserve en is Van Putten geen echte commandant, maar cadet aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA). 'Die oefeningen waren nog wel stoer', aldus Van Putten, 'Hoewel je soms belachelijke dingen meemaakt.'
Tijdens oefening Bravo bijvoorbeeld, moest Van Putten op een vuurtje in het veld eten koken. 'Als je denkt dat je aardappels goed zijn moet je dat laten controleren. Kom ik bij de onderofficier, schreeuwt hij tegen me dat ze nog lang niet klaar zijn. Belachelijk! Ik bedoel, ik woon sinds mijn negentiende al in een studentenhuis. Ik kan koken. En ik weet heel goed wanneer aardappels gaar zijn en wanneer niet. Dat hebben mijn huisgenoten mij wel geleerd.'
Het avontuur, sporten, met je hoofd én met je handen werken, vliegen, vooral het vliegen, en dat allemaal om de vrede te handhaven, het leek Van Putten geweldig. En het was ook prachtig, tot op zekere hoogte. Alleen: de hiërarchie, het gebrek aan ruimte om zelfstandig te denken en te handelen, bijna geen enkele vrijheid, dat maakte de militaire opleiding toch wel moeilijk.
Het leek in het begin allemaal zo leuk en gemakkelijk. 'Officier Vlieger, dat is voor andere mensen', dacht Inge december vorig jaar aan het eind van haar afstudeerperiode in het hogedruklab van de faculteit Chemische Technologie. 'Maar aan de andere kant: aio worden kan altijd nog. Laat ik dus toch maar een sollicitatieformulier naar de Koninklijke Luchtmacht sturen. Want wie niet waagt wie niet wint.'
Tot haar eigen verbazing werd ze al snel uitgenodigd voor een gesprek, voor de eerste keuring, voor de tweede en voordat ze het in de gaten had zat ze een week lang in een vluchtsimulator. 'Ook dat ging goed', vertelt Van Putten. 'Net als de medische keuring. En de sportkeuring verliep zelfs uitstekend. Volgens de trainers brak ik verschillende vrouwenrecords en was ik vaak sneller en sterker dan veel mannen.'
Na alle testen op de grond mocht Van Putten echt vliegen. 'In een klein propellervleigtuigje. "Oké", zegt zo'n instructeur dan op een paar duizend meter hoogte heel koel terwijl hij de stuurknuppel los laat, "het vliegtuig is voor jou". Dat is eerst wel even schrikken. Maar daarna geeft het echt een geweldig vrij gevoel. Klimmen en dalen, een bocht naar links, een bocht naar rechts, een klimmende bocht naar links, een dalende bocht naar rechts, rondjes draaien en samen met de instructeur schroeven en loopings maken.'
En dat allemaal om te kijken of de aankomende piloten niet luchtziek worden, of ze zich kunnen oriënteren op de horizon en hoe ze op G-krachten reageren. Van Putten vond het allemaal prachtig en startte in mei vol goede moed haar officiersopleiding aan de KMA.
Vanaf dat moment ging het militaire regime haar langzaam tegenstaan. 'Er wordt wel een heel erg groot beroep op je privéleven gedaan. Je slaapt met zes andere vrouwen op een kamer. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat moet je samen dingen doen. Bijna de hele dagindeling ligt vast. Tijd voor jezelf heb je nauwelijks. Ik moest een enorm stuk van mijn zelfstandigheid opgeven. Ik dacht dat mij dat wel zo lukken. Daar heb ik me dus op verkeken.'
Bovendien vraagt zo'n militaire training veel van je vrienden en familie, vindt Van Putten. 'Na een weekje oefening kwam ik doodop thuis. De hele zaterdag lag ik op de bank om bij te komen. En net als je op zondag weer een beetje energie krijgt, moet je alweer weg.'
Na vijf maanden KMA liep Van Putten door de week te 'chagrijnen' en in het weekend te 'balen'. 'Voor de pilotenopleiding moet je anderhalf jaar naar Amerika. Daar zijn ze nog strenger. Als je in Fort Rucker je mond open doet, heb je echt een probleem. Op een gegeven moment ging ik mij echt afvragen of ik dat allemaal voor het vliegen over had. Nou, nee, waarschijnlijk niet dus.'
Nadat ze de KMA afrondde en tijdens de beroepenoriëntatie merkte dat helicopterpiloten vooral ook veel moeten wachten besloot ze te stoppen met haar vliegersopleiding. 'Na twee weken bijslapen ben ik op zoek gegaan naar een ander baan. Tijdens zomaar een bezoekje aan CT liep ik toevallig professor Weickert tegen het lijf. Die vroeg al snel of ik toch niet liever aio wilde worden. Zelfstandig werken, veel vrijheid en tijd genoeg om naast m'n werk te sporten en veel vrienden te zien. Dat leek me wel wat.'