'Onderzoeksstrategie UT veel te bureaucratisch'

| Redactie

Met speerpuntprogramma's, potentials en een portfolio-analyse door adviseurs van het bekende adviesbureau Arthur D. Little wil het college van bestuur het onderzoek op de UT weer richting geven. Volgens prof. dr. ir. Henk Tijdeman, per 1 januari directeur van het Twente Institute of Mechanics - als opvolger van Piet Zandbergen-, kan het allemaal veel simpeler.

WB-hoogleraar Tijdeman zegt grote problemen te hebben met het nieuwe onderzoeksbeleid van het college van bestuur. 'Beleidsambtenaren willen de kwaliteit van de wetenschap het liefst in één of twee cijfers vastleggen, ze kijken te veel naar citatie-indexen, houden te weinig rekening met het onderwijs en formuleren criteria die te abstract zijn. Daardoor duurt het allemaal veel te lang.'

Volgens Tijdeman is er een veel minder bureaucratische manier om het onderzoek aan de UT te sturen. In het vorige maand verschenen Wetenschappelijke Rapport Mechanical Engineering on the Threshold of a new Millennium evalueert hij samen met collega Vroegop niet alleen het onderzoek van Werktuigbouwkunde, maar schets hij ook de visie van de faculteit op het wetenschapsbedrijf. 'Ik vond dat we eens goed op moesten schrijven hoe je de technische wetenschappen kunt aansturen.' Dit mede met het oog op de onderzoek- en onderwijsvisitaties werktuigbouwkunde, die begin volgend jaar voor de deur staan.

De criteria waar onderzoeksgroepen aan moeten voldoen zijn wat Tijdeman betreft vrij simpel. 'Zodra je constateert dat iedere wetenschapper een eigen onderwerp heeft, is er altijd iets mis. Groepen moeten minimaal uit vier tot zes mensen bestaan. Samen doen die op een afgebakend gebied onderzoek met een fundamenteel en verkennend karakter. Het liefst in samenwerken met andere onderzoeksinstituten of geavanceerde industrieën.'

Ook voor de beoordeling van de kwaliteit van dat onderzoek hanteert Tijdeman een eenvoudig model. 'Onderzoeksgroepen moeten hun eerste geldstroom aanvullen met minstens twee tot drie keer zoveel geld van buiten. De vaste staf wordt betaald uit de eerste geldstroom. Die zorgen voor wetenschappelijke vrijheid. Maar kunnen die vaste medewerkers niet genoeg tweede en derde geldstroom generen dan is hun onderzoek kennelijk niet interessant genoeg en wordt het tijd om iets anders te proberen.'

Voor nieuw veelbelovend onderzoek wil Tijdeman een uitzondering maken. 'Je kunt de 1-plus-3-regel niet overal op toepassen. De decaan moet samen met zijn hoogleraren beoordelen welke wetenschappers een kans maken en welke niet. Onderzoekers zijn zelf uitstekend op de hoogte van de ontwikkelingen op hun vakgebied. Vaak zitten ze zelf in raden die instituten adviseren over de te voeren onderzoeksstrategie. Dure adviesbureaus als Arthur D. Little kunnen daar echt niets aan toevoegen.'

En we moeten ook niet denken dat de toekomst maakbaar is, aldus Tijdeman. 'Arthur D. Little kan nooit tegen ons zeggen: "Daar staat een pot met goud. Als je met je onderzoek die kant opgaat win je de Nobelprijs". Zo simpel is het gewoon niet.'

Wel moet je voortdurend de vinger aan de pols houden, aldus Tijdeman. Bij Werktuigbouwkunde doen ze dat met een rolling budget. Onderzoeksgroepen stellen samen met hun partners een meerjarenplan op. Dat wordt elk jaar opnieuw geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Tijdeman: 'Zo voorkom je dat mensen te lang blijven doormodderen, terwijl je tegelijk de samenhang en continuïteit voor de lange termijn garandeert.'

Vooral de grote afstand tussen het college van bestuur en de faculteitenis Tijdeman een doorn in het oog. 'We zien de rector bijna nooit. Het zou beter zijn als Van Vught één keer per twee maanden naar de faculteiten zou komen. En dan niet om bureaucratisch te turven maar gewoon om met de benen op tafel met ons van gedachten te wisselen over hoe we de toekomst vorm kunnen geven.'

Henk Tijdeman

(foto Arjan Reef)

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.