Een universitaire studie heeft iets onontkoombaar stoffigs. De aankomend academicus wordt - zelfs op een ondernemende universiteit - vooral theoretisch geschoold. Methoden, filosofieën, paradigma's, formules en bewijzen komen uit boeken. Studenten die naar de weerbarstige maar dynamische praktijk verlangen, moeten of stagelopen (maar dat is niet helemaal echt) of wachten tot ze afgestudeerd zijn.
Tenzij ze bestuurskunde studeren. Want dan kunnen ze sinds september een duaal afstudeertraject volgen. Een jaar lang werken en leren bij een bedrijf of overheidsinstantie. De helft van hun week besteden de studenten aan doctoraalonderzoek. De resterende tijd functioneren ze als betaalde krachten in lopende projecten.
Harry van Rijbroek werkt en studeert bij Deloitte en Touche Advies. 'Ik kijk naar de financiële functies van overheden. Wordt er efficiënt omgesprongen met geld. Is er een degelijke controle. En wat bij veel gemeenten nog in de kinderschoenen staat, maar wat wel heel actueel is: mogen overheidsinstanties hun overtollige middelen beleggen of niet?'
Van Rijbroek gebruikt zijn afstudeerdeel vooral om grip te krijgen op het begrip financieel management. 'Die theoretische afbakening wissel ik af met praktische opdrachten: presentaties voorbereiden, nota's schrijven, bedrijfsplannen bedenken in teams leren werken. Precies die dingen die tijdens mijn studie ontbraken. Terwijl je dat als je gaat werken wel hard nodig hebt.'
Ook Heidi Heuvelman miste tijdens haar opleiding de praktijk. 'Wat kan ik met al die theorie vroeg ik mij voortdurend af.' Als projectmedewerker kennismanagement bij de provincie Overijssel weet ze inmiddels dat je als bijna-afgestudeerde 'best volwaardig' mee kunt draaien.
Gevaar
Als je én werkt én studeert staat of valt de voortgang van beide met planning. Martijn Groot Nibbelink is projectmedewerker bij de gemeente Enschede. 'Vaak loopt het behoorlijk door elkaar. Dan heb ik mij voorgenomen om de hele dag aan mijn afstudeeropdracht te werken, maar dat lukt dan niet omdat ik als stedelijk coördinator veiligheid veel moet regelen.'
Directe vragen uit de praktijk hebben al snel meer impact dan theoretische gedachten voor een doctoraalscriptie. Heuvelman heeft er bij de provincie Overijssel dagelijks last van. 'In het begin moest ik erg veel moeite doen om mijn praktijk deel vol te krijgen. Maar nu ik in een aantal teams functioneer komen er allemaal vragen op mij af. Daardoor raakt mijn werk nogal versnipperd. Leuk voor de afwisseling, maar lastig qua concentratie. Ik ben liever acht uur achter elkaar met mijn afstuderen bezig, dan dat ik daar tussen allerlei vergaderingen door telkens een uurtje aan moet werken.'
Van Rijbroek vindt dat het met de verhouding tussen werken en studeren redelijk gaat. 'Elke week bespreek ik de planning met mijn twee praktijkbegeleiders. Nu besteed ik iets meer tijd aan mijn studie omdat ik mij inmoet lezen. Maar het accent komt het tweede halfjaar waarschijnlijk net andersom te liggen.'
Afstudeerplan
Het grote gevaar is inderdaad dat de deelnemers niet meer aan hun afstuderen toekomen, geeft de projectbegeleider Remko de Paus toe. 'Vandaar dat de afspraken die wij met onze studenten maken ook wat harder zijn dan de afspraken die met normale afstudeerders gemaakt worden. We stellen samen met de student een persoonlijk afstudeerplan op. Met daarin een strakke planning die regelmatig wordt getoetst. Na een jaar moet er gewoon een afstudeerscriptie op tafel liggen.'
Heuvelman ligt een beetje achter op schema. Groot Nibbelink moet, zegt hij zelf, goed opletten om niet achterop te raken. Rijbroek voorziet voorlopig geen problemen. Maar alledrie zijn ze er van overtuigd dat ze in augustus kunnen afstuderen. Of ze daarna bij hun huidige werkgever blijven werken weten ze nog niet. Heuvelman: 'Echt goed heb ik daar nog niet over nagedacht. Het is een optie. Maar ook niet meer dan dat.'