Een student kan gemiddeld een halve dag per week aan de slag op een computer van zijn universiteit of hogeschool. Maar de hogeschoolstudent kan minder met zijn pc dan zijn collega aan de universiteit.
De hogescholen hebben gemiddeld twaalf computers klaar staan voor elke honderd studenten. Dat is een halve computer minder dan de universiteiten. Iedere student kan dus per week ongeveer een halve dag achter de computer zitten. Dat blijkt uit een enquête van SURF, de computerstichting van het hoger onderwijs.
De hogescholen lopen nog flink achter op de universiteiten. In het wetenschappelijk onderwijs is ruim zeventig procent van de studentencomputers verbonden met Internet, in het hbo is dat minder dan de helft. En die toegang tot Internet is volgens SURF toch echt nodig om werk te kunnen maken van vernieuwingen met informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs.
Ook het personeel aan universiteiten is beter af dan dat aan hogescholen. In het hbo staat per volledige arbeidsplaats nog niet eens één computer. In het wetenschappelijk onderwijs ligt het gemiddelde, onder meer door de opkomst van de laptop, op 1,4.
Ook tussen de universiteiten onderling zijn de verschillen aanzienlijk. De technische universiteiten bieden hun studenten het meest: één computerwerkplek per drie studenten. Groningen volgt op grote afstand, met ongeveer één op zes. De minste studentencomputers hebben Brabant en de Erasmus Universiteit: één op twintig.
Sinds vier jaar geleden is het aantal computers voor studenten en personeel vrijwel over de hele linie gestegen. Tegelijk zijn de kosten die het hoger onderwijs maakt voor ICT op ongeveer hetzelfde niveau blijven liggen. Dat is een teken dat ICT een 'volwassen' plaats heeft gekregen, concludeert SURF.
