Studenten moeten niet langer het risico lopen dat hun aanvullende beurs wordt omgezet in een leninig. Dat wil de Tweede Kamer. Woordvoerder Rabbae van GroenLinks diende het voorstel vorige week in, tijdens de behandeling van de Onderwijsbegroting.
Nu moeten studenten hun aanvullende beurs terugbetalen als ze minder dan 21 punten halen. Alleen eerstejaars ontspringen die dans. Zij mogen hun aanvullende beurs houden, ook als ze matig presteren.
Zulke milde regels moeten gaan gelden voor alle studenten, vindt GroenLinks, en niet alleen voor eerstejaars. Nu worden arme studenten die matig presteren zwaarder gestraft dan kinderen van rijkere ouders; die laatste groep heeft immers geen aanvullende beurs nodig en betaalt dus alleen de basisbeurs terug.
Versoepeling van de regels kost geld, maar dat is volgens Rabbae geen probleem. Hermans wil namelijk de basisbeurs van thuiswonende studenten voortaan minder snel laten stijgen. Die maatregel levert hem volgend jaar al 23 miljoen gulden op. In 2003 houdt hij zo zelfs 63 miljoen over.
Het rekensommetje van GroenLinks klopt niet, vindt Hermans. Zijn antwoord komt overeen met een berekening van zijn voorganger Ritzen. Die kwam ooit uit op een veel hoger bedrag: 650 miljoen gulden voor de invoering van de maatregel zelf en voor de jaren daarop telkens 23 miljoen.
Maar eigenlijk vindt Hermans het hele voorstel overbodig. Hij geeft studenten straks immers tien jaar de tijd om hun diploma te halen. Daarmee versoepelt hij de huidige strenge regels al voldoende, meent Hermans. Bovendien kunnen studenten straks zonder bezwaar hun opleiding onderbreken. Bijvoorbeeld om een tijdje te gaan werken. Met dat werk verdienen studenten zoveel, redeneert Hermans, dat ze helemaal geen aanvullende beurs nodig hebben als ze hun studie weer oppakken.
Maar de Kamer denkt daar anders over. Behalve de oppositie steunen ook de PvdA en D66 de motie.