Ex-textielarbeider Bernink meester van de eenvoud

| Redactie

In dit jachtige tijdperk van apestaartjes en www-punt-slashes zijn de schilderijen van Klaas Bernink (1913-1996) een verademing. Stevig omlijnde vlakken vormen harmonieuze composities, oases van rust en beschouwing. Twentse boerderijen, zoutmijnen en fabriekjes zijn steevast het onderwerp van Berninks schilderkundige overpeinzingen. De UT eert deze Twentse meester van de eenvoud met een boek en een expositie.

'Fantastisch die tot op het bot doorgevoerde stileringen. Nergens staat iets teveel,' aldus Frans van Vught. De rector steekt zijn enthousiasme voor Bernink niet onder stoelen of banken. Zijn medewerking aan het Bernink-project is dan ook niet puur beroepsmatig, maar volgt uit persoonlijke interesse. 'Vooral het extreme stilisme spreekt mij aan,' aldus Van Vught. En gestileerd is Bernink. Alles is tot een minimum herleid, eenvoud is troef. In zijn abstracte werk komt dit goed uit de verf. In dat werk zijn ook invloeden van De Stijl te bespeuren. Het evenwicht en de harmonie van de composities doen aan de 'universele harmonie' van Piet Mondriaan (1872-1944) denken. Het wekt weinig verbazing dat Mondriaan een van Berninks grote favorieten was. Naast Pieter Jansz Saenredam (1597-1665) overigens, de beroemde schilder van sobere kerkinterieuren.

Berninks streng doorgevoerd stilisme pakt echter niet overal overtuigend uit. Zo zijn de huizen en villa's uit de jaren zeventig platte tafereeltjes. Omdat ze nogal pontificaal geschilderd zijn lijken de huizen geen achterkant te hebben, geen inhoud. Het zijn net striptekeningen. Deze serie mist de spanning die zijn typische industrie schilderijen zo bijzonder maakt. In die werken ontstaat spanning tussen enerzijds de fascinatie voor de esthetiek van de techniek en anderzijds het besef van de monotonie en geestdodendheid van industriële produktiewijze.

Bernink laat zien dat door grootschalige inzet van techniek de mens zijn individualiteit dreigt te verliezen aan het collectief. In zijn eerste donkere en duistere werk was hij hier somber over; later maakt de somberheid plaats voor gelatenheid.

Berninks weergave van techniek is eerlijk en oprecht. Futuristische verheerlijking is hem vreemd. Bernink verafschuwt opsmuk en zet de industrie neer zoals ze is: groots en indrukwekkend, maar tegelijkertijd somber en bedrukt. Voor deze eerlijkheid bestaat ook een verklaring: Berninks verleden. Tot zijn vijftigste was hij werkzaam als arbeider in de textielindustrie, die hij natuurlijk door en door kende. In de avonduren bekwaamde hij zich aan de AKI in deteken- en schilderkunst. Dat was doorpezen. 'Ik werkte acht uur in de fabriek en tien uur thuis voor de ezel. Goede vraag, wie was de grootste ezel?,' aldus Bernink die niet vies was van een beetje zelfspot. Zijn carrière als kunstenaar begon dus eigenlijk pas op zijn vijftigste toen hij de fabriek verliet. Ondanks de late start heeft hij toch grote bekendheid verkregen, vooral in Twente.

Donderdag 25 november om 16.30 uur zal de auteur van het boek, kunsthistorica Peggie Breitbarth, een inleiding houden in het Amfitheater van de Vrijhof. Verder spreken J.G. Kristen, gedeputeerde kunst en cultuur van de provincie Overijssel en G.J. Leppink van de Stichting Kunstcollectie Haaksbergen. Deze stichting heeft in villa De Blanckenborgh te Haaksbergen ook een expositie waar de andere kant van Bernink te zien zal zijn: de Twentse landschappen. Van Vught opent vervolgens de expositie in de Vrijhof.

De expositie in de Vrijhof is tot en met 9 januari 2000 te zien. Het boek is tot die tijd te koop voor f62,50 (daarna f72,50) bij het Cultuurcentrum Vrijhof.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.