Mens en Werk

| Redactie

Ronald van Eijk (26) hield zich tijdens zijn scheikundestudie in Utrecht bezig met biomembranen, maar tegenwoordig zit hij in de beton. Om precies te zijn, de CT&M-aio promoveert op het 'modelleren van de verharding' van het veelgebruikte bouwmateriaal. 'Ik verfijn en breid een bestaand computermodel uit dat berekent hoe snel vers gegoten beton hard wordt', licht hij toe.

Wie moet denken aan ijsblokjes maken in de vriezer vergist zich deerlijk. 'Klassieke misvatting', zegt Van Eijk. 'Het bevriezen van water is een fysisch proces, het stollen van beton juist niet. Het mengsel van zand, water, en cement gaat een aantal tamelijk complexe chemische reacties aan. Die reacties bepalen de snelheid en mate van verharding.'

Afwijkingen van de mengverhouding kunnen roet in het eten gooien: de pap stolt te langzaam, te weinig of zelfs helemaal niet. Juist die grenzen tast Van Eijk af. 'Ik wil namelijk weten hoe je met verontreinigde grondstoffen bruikbaar beton kunt fabriceren. Wat krijg je als je zand gebruikt met sulfaten erin of zware metalen? Het model pas ik zó aan dat het de aanwezigheid van dit soort stoffen in de berekening betrekt. Dat levert maximale waarden op.'

Het is de achterliggende gedachte van zijn onderzoek: een nieuwe manier van afvalverwerking. 'Als je met verontreinigde grondstoffen duurzaam, adequaat en veilig beton kunt maken, sla je twee vliegen in één klap', zegt Van Eijk. 'Je bergt de troep op en zet tegelijk een gebouw neer.'

Maar wie wil een huis van giftig beton? Van Eijk: 'Dat is inderdaad een punt: het imagoprobleem. Typisch een CT&M-klus om daar een oplossing voor te vinden.'

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.