Het betrokken personeel is vorige week door rector magnificus F. van Vught ingelicht. Als de medezeggenschapsorganen instemmen verhuist CT&M binnenkort naar de faculteit WB. Samen met wat nu werktuigbouwkunde heet, gaat de civiel-technische managementopleiding een faculteit Construerende Technische Wetenschappen vormen. Alleen de managementtak van de vakgroep bouwprocessen blijft bij TBK.
Momenteel vindt CT&M onderdak bij de faculteit Technologie en Management, samen met het veel grotere Technische Bedrijfskunde. Hoewel CT&M binnen T&M een vrijwel autonoom bestaan leidt, bestaat er tussen de twee opleidingen een curriculaire overlap van zo'n 10 tot 15 procent. Echt onlogisch was die inbedding, die sinds 1992 bestaat, dus niet.
Maar het college komt daar nu van terug. In 1998 lichtte extern adviseur Blaauwendraad, oud-rector en CiT-decaan van Delft, op verzoek van de CT&M-staf de mogelijkheden voor een eigen faculteit door. Het resultaat was het sombere rapport 'lappen of kappen', waarin Blaauwendraad vier relatieve doemscenario's opperde, waar niemand aan de UT heil in zag. Maar dat er íets moest gebeuren stond vanaf dat moment vast.
Directe aanleiding vormt de Haagse operatie 'herordening opleidingsaanbod', die de nationale wildgroei van studierichtingen moest indammen. Op last van de minister heet CT&M vanaf 2002 eenvoudig Civiele Techniek (CiT), zonder het toevoegsel 'Management'.
De overweging achter de plannen is dat scholieren het toekomstige CiT gaan herkennen als het Twentse zusje van de civiele ingenieursopleiding in Delft. Beider propedeuses moeten over en weer toegang bieden tot de doctoraal-fases. Volgens het college van bestuur past een opleiding met een dergelijk technisch etiket beter bij werktuigbouwkunde dan bij bedrijfskunde - met name voor de buitenwacht.
Want voor de binnenwacht verandert er hoegenaamd niets. Het college heeft op aandringen van de CT&M-staf beloofd dat de herinbedding 'ceteris paribus' zal geschieden: de nieuwe omstandigheden blijven exact hetzelfde. Van rechtsposities, functies, organisatiestructuur, budgettering en signatuur van opleiding en onderzoek, tot en met de huisvesting in het WB-gebouw, waar het leeuwendeel van de CT&M'ers al van meet af aan zit.
'Het zal ons dus eigenlijk een biet wezen,' zegt CT&M-opleidingsdirecteur Van Lieshout. 'We zaten prima bij TBK, van ons hoeft de verhuizing niet. Werktuigbouwkunde heeft net zo weinig met CT&M te maken als bedrijfskunde. Maar we vinden onze draai wel. We zetten er gewoon onze schouders onder.'
Aanvankelijk stelde de 'subfaculteit' zich minder coöperatief op. In juni presenteerde het college een iets anders getoonzet plan. Voor de zomer was het nog de bedoeling dat CT&M inhoudelijk op zou schuiven naar de harde, technische civiele techniek, zoals die in Delft. Protestbrieven van de CT&M-staf hebben het college hiervan weerhouden. 'We moeten natuurlijk niet hetzelfde gaan doen als Delft,' aldus Van Lieshout.
Henk Grootenboer - nu decaan van WB, straks van Construerende Technische Wetenschappen, en zelf civiel ingenieur - juicht de nieuwe situatie toe. 'Ik zie zeker methodische verwantschap tussen WB en CT&M, daarin heeft hetcollege gelijk. Of het klikt moet de toekomst uitwijzen, maar ik ga uit van synergie. Wat betreft de nieuwe faculteit: we verkennen al tijden de mogelijkheden voor een opleiding Industrieel Ontwerpen. Ook die zou keurig onder de noemer Construerende Technische Wetenschappen passen.'
Opleidingsdirecteur G. van Lieshout: