Meneer Künzel, heeft u leuke dingen gezien vandaag?
'Jazeker. Ik ben onder de indruk van deze universiteit. Het bescheiden formaat stelt deze gemeenschap in staat om onderzoek en onderwijs intensief op elkaar te betrekken; jullie lopen voorop in nieuwe ontwikkelingen op het gebied van ICT en telematica; alle faciliteiten zien er mooi en modern uit.'
Ziet u overeenkomsten met uw universiteit?
'Als ik eerlijk ben: niet zo heel veel. Nu goed, we zijn ongeveer van dezelfde leeftijd, Osnabrück bestaat 25 jaar. Maar wij verzorgen geen ingenieursopleidingen, we zijn een algemene universiteit. Sterk in de klassieke natuurwetenschappen, dat wel. Maar we hebben ook rechten, economie en letteren. Eigenlijk alles behalve techniek en medicijnen.'
En een campus?
'Was ooit wel de bedoeling. Maar daar is niets van gekomen. De panden van de universiteit liggen verspreid over de binnenstad. Alles ligt op loopafstand.
'Ik mag wel zeggen dat Osnabrück een gezellige studentenstad is. De stad telt zo'n 160.000 inwoners, 10 procent is student. Wij nemen twaalfduizend studenten voor onze rekening, de hogeschool heeft er vierduizend.'
Zijn er wel gronden voor samenwerking?
'Ik denk het wel. Ik hoorde dat de UT zich voor e-commerce interesseert. Ook wij zijn daar mee bezig. Verder zie ik mogelijkheden op het gebied van materiaalkundig onderzoek en cognitieve wetenschappen als psychologie en filosofie.'
'Osnabrück heeft net als de UT een electronische bibliotheek in aanbouw. Vanmiddag bleek dat we hetzelfde systeem gebruiken. Dat vraagt om samenwerking. Wellicht kunnen we elkaar helpen.'
Er is nu kennis gemaakt. Wat zijn de volgende stappen?
'Meer professoren betrekken bij de uitwisseling. Maar ik wil op termijn ook groepen studenten uitnodigen. Jullie beginnen binnenkort met het Major-minorsysteem. Wij hebben niet precies dezelfde opzet, maar wel bijvakken die misschien voor Twentse studenten als minor kunnen fungeren.'
De Osnabrückse delegatie bewonderde dinsdag de UT en haar campus.
