Karel werkte binnen de THT eerst binnen de faculteit AW (later WMW) en trad aan het begin van de zeventiger jaren toe tot het Kabinet (de voorloper van het latere Stafbureau en het nog recentere Beleidsbureau). Ik solliciteerde in 1980 als beleidsmedewerker bij het Kabinet op de aanstaande vacature-Levisson en merkte al snel hoe breed het takenpakket was dat Karel onder zijn hoede had. Karel werkte mij vervolgens in als secretaris van de toenmalige commissie Civiele Techniek. De THT was destijds ook druk bezig met een brede verkenning van de langetermijn ontwikkeling en de in dat kader wenselijke nieuwe opleidingen. Een onderdeel van die verkenning was de raadpleging van zeventig vooraanstaande personen uit politiek, bedrijfsleven en overheidsinstellingen. Met Karel reisde ik het land door en maakte ik kennis met zijn plezierige, terzakekundige manier van 'deskundigheid aftappen'. Ik heb zelden zo veel in zo'n korte tijd geleerd als in die inwerkperiode, en toch leek het niet op hard werken. Dat kwam door de vertrouwenwekkende, geruststellende manier waarop Karel opereerde. Karel stond zich overigens nooit voor op zijn kennis, kunde en ervaring, hij was een bescheiden mens.
Toen Karel kort daarna met pensioen ging, had ik het gevoel dat ik was ingewerkt. We hielden contact en Karel was altijd geinteresseerd hoe het met de UT en zijn oude collega's ging. In later jaren kwam ik Karel met een zekere regelmaat en altijd onverwacht tegen in cultuursteden zoals Amsterdam en, vooruit, Enschede. Onze laatste ontmoeting was drie weken voor zijn overlijden. Binnen enkele seconden stelde Karel vragen over bepaalde hoogleraren, over de bachelor- mastersconstructie, en het was moeilijk om je te realiseren dat hij niet vorig jaar, maar bijna twintig jaar geleden met pensioen was gegaan.
Karel was een heer. Een beminnelijk mens met een prettig woord voor iedereen, zonder onderscheid naar rang of stand. Een buitengewoon competent ghost writer die menige rectorale rede en menig prima leesbare beleidsnota schreef. In zijn laatste jaren aan de UT zat hij standaard aan bij de vergaderingen van het CvB, een blijk van zijn status als primus inter pares binnen het Kabinet. [RvD]
In februari 1981 nam Karel Levisson groots afscheid o.a. met een tentoonstelling van zijn verzameld werk (vooral grafiek en druksels) met de titel 'Beeld in Meervoud'.
Mede dankzij Karel is er met de kunst aan de toenmalige THT heel wat gebeurd. In 1969 besloot het toenmalige bestuur van de THT de z.g. 1%-regeling m.b.t. de toepassing van beeldende kunst in en om gebouwen van de hogeschool toe te passen. Er werd een Adviescommissie Vaste Kunstwerken ingesteld ter advisering van het bestuur. Heel wat projecten kwamen tijdens de toepassing van deze regeling tot stand. zoals het Signaal van Bert Meinen, Sardineblik van Ger van Elk, Akoestische Wanden van Marks in de Vrijhof, Kletterwand van Peters in het Sportcentrum, De drie watervlaggen voor het CT-gebouw van Jo Pessink, Het Torentje van Drienerlo van Wim. T. Schippers, glasappliqué trappenhuis EF-gebouw van Eric Boot).
Ter voortzetting van de 1%-regeling werd in 1977 een Centrale Commissie Beeldende Kunst ingesteld ter bevordering van een aantal beeldende kunstprojecten die zouden bijdragen tot verlevendiging van het werk- en leefklimaat op de campus. Karel Levisson was voorzitter van beide commissies en tevens de motor die het allemaal draaiende hield.
Afgezien van deze formele zaken werd er in het bestuursgebouw door Karel een tentoonstellingscommissie opgestart, bestaande uit studenten en een enkele medewerk(st)er waaronder mijn persoon later (ter verfraaiing van de collegezalenvleugel en tevens ter confrontatie van de studenten met uitingen van aktuele beeldende kunst). In zijn tijd was het nog mogelijk om kunstenaars als Van Palland, Ninaber van Eyben, Gottlieb Beumers,Kees Verwey, Van Bohemen, Lucebert en Co Westerik aan te trekken.
De crematieplechtigheid was een getrouwe afspiegeling van hoe het leven van Karel is geweest, een opkomst van over de 200 belangstellenden waaronder niet minder dan vijf oud-leden van het CvB en, uiteraard veel mensen uit de kunstwereld. Kenmerkend voor hem was, dat naast zijn kist een beeld was geplaatst van Charlotte van Palland, een kunstwerk waar hij zeer aan gehecht was.
De Universiteit Twente is hem zeer veel dank verschuldigd voor hetgeen hij op dit gebied heeft klaargespeeld. Overigens niet alleen op de UT, maar voor heel Twente heeft hij belangrijke dingen voor de kunst gedaan, tot op de dag van vandaag. Behalve het feit dat hij een 'kunstzinnig' mens was, had hij ook de gave heel goed met mensen te kunnen omgaan. [PK]