Om het carrièreperspectief van talentvolle UHD'ers te vergroten wil rector Frans van Vught een nieuwe categorie hoogleraren instellen. Daarmee wil de UT voorkomen dat high-potentials naar het bedrijfsleven vertrekken.
De druk op de arbeidsmarkt is groot. Iedere wetenschapper die een beetje slim is, redelijk wat vakkennis bezit en niet al te vreemd communiceert kan bijna overal aan de slag. Voor high-potentials, de toptalenten, staan bedrijven zelfs in de rij. Geen salariseis, geen secundaire arbeidsvoorwaarde en geen functie-invulling is voor ondernemingen op voorhand onbespreekbaar.
Tegelijk is het carrièreperspectief van universitaire (hoofd)docenten op de UT de komende tien tot vijftien jaar nihil. Veel zittende hoogleraren zijn de vijftig gepasseerd en niet van zins voor de pensioengerechtigde leeftijd het comfortabele pluche van hun leerstoel te verlaten. Na jaren van hard werken willen ze hun wetenschappelijke carrière het liefst een beetje comfortabel verzilveren.
Vooral de UHD'ers die graag op de UT willen blijven moeten dus wachten, jaren lang wachten, voordat ze een volgende loopbaanstap kunnen zetten. Geen wonder dat de laatste jaren heel wat competence de campus verliet. In het bedrijfsleven lijken de mogelijkheden vaak onbegrensd en zijn de salarissen een stuk hoger.
Om de braindrain enigszins te stoppen kondigde Frans van Vught tijdens de opening van het academisch jaar - vorige week maandag - aan dat hij een nieuwe categorie hoogleraren wil instellen. Om zo het carrièreperspectief en de interne mobiliteit van wetenschappelijk medewerkers te vergroten.
'Het is nog maar een plan', benadrukt Van Vught, waarover we moeten discussiëren. Maar mij staat een soort angelsaksische model voor ogen. Met full-, associate- en assistent-professors. En die nieuwe hoogleraren, dat zouden dan - bij wijze van spreken - de assistent-professoren moeten zijn. UHD'ers van de UT die een positie krijgen vlak onder die van de gewoon en de bijzonder hoogleraar.'
Maarten van Riemsdijk, UHD'er bij de faculteit Technologie en Management en specialist op het gebied van het human resource management vindt Van Vught's idee in eerste instantie sympathiek. 'Maar volgens mij staat of valt het plan met de status en de invulling van de nieuwe hooglerarenfunctie. Als het een tweederangs net-niet-professor wordt schieten we er niets mee op.'
Het zal dus van doorslaggevend belang zijn wat de UT de hipo's gaat aanbieden. Kan de nieuwe hoogleraar in alle rust onderzoek doen en onderwijs geven? Mag hij promovendi begeleiden en beoordelen? Of moet de man of vrouw zich vooral bezighouden met het binnenhalen van tweede en derde geldstromen, de positie van de leerstoelgroep in de faculteit en andere bestuurlijke aangelegenheden?
Van Riemsdijk denkt dat het niet zoveel zin heeft van de nieuwe hoogleraren halve managers te maken. 'Volgens mij zijn de meeste wetenschappers intrinsiek gemotiveerd om inhoudelijk bezig te zijn. Onderzoek doen en college geven. In plaats van besturen. De taken van de nieuwe assistent- professoren - of lectoren zoals we dat vroeger noemden - zullen dus vooral op het wetenschappelijke terrein moeten liggen. Voor slimme onderzoekers ligt daar de grootste uitdaging. Bovendien: goeie managers zullen toch veel eerder naar het bedrijfsleven gaan. Daar heb je meer status, krijg je veel meer bevoegdheden en een beter salaris bovendien.'
Van Vught gaat er van uit dat de nieuwe hoogleraren zich voornamelijk op het onderzoek gaan richten. 'Docenten die goed zijn in het geven van onderwijs gaan we wellicht op een andere manier belonen. Voor de assistent professoren moet er in ieder geval in de salarissfeer iets gebeuren. Maar wat mij betreft mogen ze ook promotor zijn en -meer dan UHD'ers nu al doen- de onderzoekslijnen uitzetten.'
Van Riemsdijk vraagt zich af of je het eigenlijke probleem met de maatregel oplost. 'Ik snap de zorg wel. Want hoe voorkom je dat je competentie de deur uit loopt en je straks geen goeie opvolgers hebt? Natuurlijk vergroot de motivatie van werknemers als de opwaartse mobiliteit toeneemt. Maar of de UT zo met het bedrijfsleven kan concurreren? We moeten niet vergeten dat de vergrijzing een probleem is van de hele Nederlandse samenleving. Het ministerie van Sociale Zaken gaat niet voor niets steeds harder roepen dat oudere mensen langer moeten blijven werken. Voor sommige faculteiten zal het nog problematisch worden om voor de vrijgekomen UHD- en UD-plaatsen capabele wetenschappers te vinden.'
Van Vught vindt dat de nieuwe categorie hoogleraren perfect in het HRM-beleid van de UT past. Van Riemsdijk ziet - 'voor zover er al een HRM-beleid is tenminste' - ook tegenstrijdigheden. 'Tot nu toe is het personeelsbeleid vooral gericht op het aantrekken van vers bloed van buiten. Over interne benoemingen wordt heel moeilijk gedaan. Vergeet niet dat een UHD'er nu de tweede man of vrouw is, nà de hoogleraar. Als hij of zij die positie aan de nieuwe categorie hoogleraren moet afstaan, en er wordt iemand van buiten aangetrokken, dan betekent dat voor de zittende UHD'er demotie.'
Vooralsnog gaat het volgens Van Vught om het oplossen van interne problemen. 'Ik kom regelmatig UT'ers tegen die tegen me zeggen: mijn carrière zit vast. Ik kan geen stap meer maken. Wat moet ik doen? Weggaan of blijven? De regeling is juist bedacht om ervoor te zorgen dat die mensen niet vertrekken.'
Met een nieuwe categorie hoogleraren zou de UT toptalent binnen de poort willen houden.