De universiteiten krijgen meer vrijheid om zelfstandig een nieuwe opleiding te beginnen. De minister moet zich daar niet al te veel mee bemoeien.
Dat zei minister Hermans deze week bij de opening van het academisch jaar aan de Technische Universiteit Eindhoven. Van hem hoeven universiteiten voortaan niet meer aan te tonen dat een nieuwe opleiding `doelmatig' zal zijn. Dat zoeken ze zelf maar uit. Wel moeten ze aannemelijk maken dat de opleiding goed onderwijs zal leveren.
Tot nu toe moesten de universiteiten voor elke nieuwe studie toestemming vragen aan de minister. Een adviescommissie, de ACO, onderzocht vooraf of er wel genoeg vraag was naar het nieuwe vak en of het bijvoorbeeld niet al aan een andere universiteit gegeven werd. Het advies daarover werd doorgaans door de minister opgevolgd.
De universiteiten hebben zich de afgelopen jaren groen en geel geërgerd aan de doelmatigheidsadviezen van de ACO. Het merendeel van hun plannen vond geen genade in de ogen van de ACO. Ook het gegeven dat de hele aanvraagprocedure twee jaar duurde, zat bestuurders dwars.
Hermans deelt de mening van de universiteiten. Daarom wil hij de doelmatigheidstoets afschaffen. 'Universiteiten moeten zelf hun onderwijs vorm kunnen geven', zei hij in Eindhoven. 'Ze moeten beweeglijker kunnen opereren, dan kunnen ze ook beter inspelen op de veranderende studentenmarkt.'
Geheel vrij worden de universiteiten desondanks niet. Hermans wil dat nieuwe opleidingen voortaan `inhoudelijk' getoetst worden. Dat betekent dat universiteiten moeten aantonen dat de opleiding kwalitatief in orde zal zijn. Dat moet bijvoorbeeld blijken uit het onderwijsprogramma en uit de ervaring van de docenten.
De universiteiten juichen de stap van Hermans toe. 'We zijn inmiddels zover dat we de markt haar werk kunnen laten doen', zegt de Utrechtse bestuurder Veldhuis, tevens voorzitter van een werkgroep die zich namens alle universiteiten met het opleidingenaanbod bezig houdt. 'Een universiteit steekt echt geen geld in een opleiding waar geen markt voor is onder studenten en werkgevers.'
Die marktwerking maakt wat Veldhuis betreft ook de nieuwe inhoudelijke toets overbodig. Slechte opleidingen prijzen zichzelf snel genoeg uit de markt, denkt hij. 'Het zal echt heel lastig zijn om voor die inhoudelijke toets een goede vorm te vinden.'