Na enige maanden bekoelde onze relatie. Niet in de laatste plaats doordat zij een andere minnaar kreeg. Ene Willem, een zuipende lul die onverdroten met dubbele tong haar werk de hemel in placht te prijzen. Toen onze wegen zich scheidden, zijn ze samen haar spullen bij mij weg komen halen. Het was de enige keer dat ik Willem iets heb zien doen. Alleen haar twee portretten liet ze achter. Van mij had ze die ook mee mogen nemen, maar ze zei dat ze van mij waren. Ik had ze immers van haar gekocht! Lang hebben ze evenwel niet meer op hun plek gehangen. Om de een of andere reden was ik op ze uitgekeken.
De beide schilderwerken staan nu al jaren in mijn gangkast. Ik was ze eigenlijk al vergeten, tot de zaak Raedecker ze plotseling weer onder mijn aandacht bracht. Max Raedecker bracht in 1970 vier muurschilderingen aan op de wanden van het Congres Centrum in Den Haag. Bij een opknapbeurt in 1992 zijn deze achter een dikke laag witte latex verdwenen. De nabestaanden van Raedecker eisen nu via de rechter dat het Congres Centrum de schilderingen weer in hun oorspronkelijke staat laat terugbrengen. Want ook al heeft de kunstenaar de vrucht van zijn arbeid verkocht, krachtens de Auteurswet blijft hij, en na hem zijn erfgenaam, gerechtigd zich te verzetten tegen verminking van het werk.
U begrijpt, ik volg dit proces met meer dan normale belangstelling. Ik moet er niet aan denken dat mijn oude liefde zal overlijden en dat dan straks haar erfgenaam, Willem dus, bij mij op de stoep zal staan om haar artistieke nalatenschap te komen inspecteren. Door het ene portret is een hoge noor gevallen. Door het andere heeft zich van achteren een bloempot gedrukt. Restauratie kan een dure grap worden. Zeker als Willem zich ermee bemoeit. Gelukkig heb ik één troef achter de hand. Kort na onze kennismaking verblijdde ik mijn geliefde met een wonderschoon sonnet. Ik ga er van uit dat Willem dit authentieke handschrift niet voor de vergankelijkheid zal bewaren.