Het algemeen bestuur van de Vereniging van Universiteiten
(VSNU) heeft de contouren vastgesteld van een gedragscode, waarin spelregels zijn opgenomen die universiteiten gaan hanteren als zij marktactiviteiten ontplooien.
De code is van kracht wanneer universiteiten op markten actief zijn waar ook private ondernemingen werkzaam zijn en waar een winstopslag wordt gehanteerd. De VSNU hoopt de gedragscode in de loop van dit jaar definitief vast te stellen. Dat universiteiten zich nu gaan binden aan een door hen ontworpen code past in de trend waarbij instellingen in toenemende mate zelf verantwoordelijk zijn voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.
Als op markten waar private ondernemingen activiteiten ontplooien ook publieke organisaties werkzaam zijn, kan dat marktverstoring tot gevolg hebben. Daarnaast treedt marktverstoring op door het ontbreken van de BTW-plicht, de vennootschapsbelastingafdracht en als gegevensbestanden worden gebruikt die voor anderen op die markt niet toegankelijk zijn. Is dit het geval dan volgen de universiteiten de gedragscode. Dit houdt in dat:
-minimaal de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht;
-BTW wordt afgedragen;
-de activiteiten worden ondergebracht in een aparte organisatie, als de omzet een bepaald bedrag te boven gaat en ze niet bijdragen aan de missie van de instelling.
Op de naleving van de code wordt, als deze eenmaal in werking treedt, controle uitgeoefend. Hierdoor kunnen ondernemingen die menen last te hebben van oneerlijke concurrentie van een universiteit zich wenden tot het College van Bestuur van die instelling. Is naar het oordeel van die onderneming de reactie van de betreffende instelling onvoldoende, dan wordt er een instantie in het leven geroepen waar de directie van het bedrijf in beroep kan gaan. In de komende maanden zullen de universiteiten zich samen met andere betrokkenen, zoals VNO/NCW, het ministerie van OCenW en het ministerie van Economische Zaken, nader buigen over de instelling van dit beroepsorgaan en over tal van andere aspecten samenhangende met de gedragscode.
Jaarlijks gaat er bij alle universiteiten in Nederland zo'n zeven miljard gulden om. Het leeuwendeel van dit geld is direct of indirect afkomstig van de rijksoverheid. Een klein gedeelte, ongeveer 1,4 miljard, verwerven de universiteiten door onderzoek te doen of onderwijs te geven in opdracht van derden, de zogenaamde derde geldstroom. Een deel van deze opdrachten bestaat uit marktactiviteiten. Volgens schattingen is dat overigens maar een klein deel: 2%van de totale omzet. Want ook de meeste derde geldstroomactiviteiten bestaan uit publieke opdrachten, die bijvoorbeeld afkomstig zijn van andere ministeries dan OCenW, van de EU of van collectebusfondsen (zoals de Hartstichting). Hoewel het dus maar om een relatief klein aandeel gaat willen de universiteiten zich toch onderwerpen aan een gedragscode. Het initiatief om met deze code te gaan werken is afkomstig van de instellingen zelf, die hierover in het afgelopen najaar met minister Hermans van OCenW afspraken hebben gemaakt.