Nog jaren zou prof. dr. Jacques Thomassen kunnen besteden om de gegevensstroom van de European Election Study 1994 te analyseren. Maar nu nieuwe verkiezingen voor de deur staan, klinkt de gong alweer voor een volgende ronde. Een goed geolied internationaal onderzoeksteam enquêteerde naast grote groepen kiezers uit alle Europese lidstaten, tevens alle Europarlementariërs en alle nationale volksvertegenwoordigers over een hele trits onderwerpen.
Alleen al op de berekening van het aantal mogelijke tabellen en onderlinge vergelijkingen, kan een wiskundige afstuderen. Verrassend goed leesbaar is daarom een ander, deze week verschenen, boek 'Political representation and legitimacy in the European Union'. Thomassen voerde samen met collega Hermann Schmitt van de universiteit van Mannheim de redactie van deze European Election Studie die al vanaf het begin van de Europese Unie in 1979 iedere vier jaar wordt uitgevoerd.
Links of rechts
Europese kiezers en de door hen gekozen Europarlementariërs blijken elkaar opvallend goed te begrijpen. Tenminste als het gaat om algemene politieke vragen zoals bestrijding van de werkloosheid, een onderwerp dat bij kiezers ver bovenaan de agenda staat. Ook op andere links/rechts gerelateerde vraagstukken als milieu en criminaliteit, begrijpen kiezers en vertegenwoordigers elkaar goed. De nationale partijen zijn voor de kiezer ook op Europees niveau goed te onderscheiden. Christen-democraten, socialisten, liberalen en groenen aller landen vinden elkaar relatief gemakkelijk.
Maar die traditionele politieke duidelijkheid houdt op als het gaat om typisch Europese eenwordingsvraagstukken zoals het openstellen van de grenzen en het ontwerpen van een gemeenschappelijk Europees belastingstelsel. De Europese partijen denken behoorlijk eensgezind over de aanpak van deze vraagstukken. Voorzover er meningsverschillen zijn lopen deze dwars door de traditionele partijverbanden heen. De kiezers weten hiermee weinig te beginnen. Voor hen zijn de vraagstukken rond Europese eenwording veel minder gesneden koek. Ook schatten ze het belang van Europese eenwording veel lager in dan de meer traditionele en nationale politieke issues. De auteurs van het boek concluderen dan ook dat de 'issue-congruentie' over Europese kwesties ondermaats is: de parlementaire vertegenwoordigers representeren de kiezers maar matig.
Stembus
Thomassen: 'Op het Europese politieke toneel is het noodzakelijk om te zoeken naar consensus. Voor de kiezer is dat niet erg opwindend.' In de constatering van Thomassen schuilt een groot deel van de verklaring waarom burgers de weg naar de stembus steeds moeilijker weten te vinden als het gaat om Europa. Uit de Election Study blijkt dat burgers heel goed weten welke vraagstukken een supranationale aanpak nodig hebben, zoals grensoverschrijdende milieukwesties. De kiezers denken zelfs dat tweemaal zoveel zaken in Europees verband worden geregeld dan in werkelijkheid het geval is. Nog meer dan de Europarlementariërs willen ze het aantal Europese besluiten uitbreiden. Ook het vertrouwen in de Europese Unie is redelijk hoog. Kiezers uit Zuid-Europa vertrouwen het Europese parlement zelfs meer dan hun eigen nationale parlement dat zij in vergelijking met de kiezers uit Noord-Europa bepaald wantrouwen.
Thomassen: 'De opkomst verschilt sterk per land. In België, Griekenland, Italië en Luxemburg is er een opkomstplicht, dus die kunnen we niet in de analyse betrekken. Maar nergens is de opkomst zo laag als in Nederland. In Duitsland daalt het animo ook wel maar daar spreken ze al schande wanneer het opkomstpercentage in de buurt van de 60% komt. In Nederland wordt zelfs gesproken over een percentage lager dan 30%. Het gevoel van burgerplicht en identificatie met een politieke partij zijn weggevallen; nergens zijn de politieke verschillen zo klein als in Nederland. Ook profiteren wij in Nederland minder zichtbaar van Europese maatregelen dan bijvoorbeeld Ierland. Uit onderzoek blijkt duidelijk dat Ierland de economische vruchten plukt van het stimuleringsbeleid vanuit Brussel. Daarmee groeit het vertrouwen in de Europese politici. Verder kan de timing van de verkiezingen een grote invloed hebben op de opkomst. In landen waar de Europese verkiezingen plaatsvonden vlak voor de nationale verkiezingen - en dus als een soort opmaat dienstdeden - schoot de opkomst omhoog.'
Agenda
De auteurs van de European Election Study vinden niet dat het Europese partijensysteem danig omgegooid moet worden. Integendeel. Vraagstukken rond de weg naar verdere Europese Eenwording moeten juist op de agenda komen van de nationale politieke partijen en een veel grotere rol gaan spelen in de nationale politiek.
Of landen uit Oost-Europa toegelaten moeten worden als nieuwe lidstaten? Thomassen: 'De kiezers voelen nog wel een Europese identiteit met Polen, Tsjechië en Hongarije maar daarna neemt het snel af. Bij de grens met Turkije loopt wiskundig gezien een absolute cesuur: een dergelijke toetreding zien de huidige Europeanen niet zitten. Ook vanuit het gezichtspunt van politieke identificatie is het gewenst dat nieuwe lidstaten dezelfde traditionele politieke onderverdeling kennen als in West-Europa: socialisten, christen-democraten, liberalen, groenen enz. Anders wordt de politieke samenwerking wel erg ingewikkeld.'
Jacques Thomassen