Ook in de VS en Groot-Brittannië wordt de kwaliteit van scholen via websites openbaar gemaakt. Daar kunnen ouders terecht bij de keuze van een middelbare school voor hun kind. De Britten presenteren zeer uitgebreide rapportages van zo'n 30 pagina's per school waarin ook de kwaliteiten van individuele leraren met naam en toenaam worden beschreven. In de VS en ook op de site waarvoor TO het onderzoek heeft verricht, is de presentatie veel kernachtiger. Per school worden onder meer genoemd het percentage zittenblijvers en de gemiddelde eindexamencijfers.
Bijzonder is volgens onderzoeksleider prof.dr. R.J. Bosker dat de scores van afzonderlijke scholen niet zonder meer naast elkaar worden gezet. 'De resultaten van een school op zo'n kwaliteitskaart worden afgezet tegen die van scholen in vergelijkbare omstandigheden, met bijvoorbeeld een vergelijkbaar percentage kinderen van minderheden of lagere sociale klassen.'
Op Internet surfende leerlingen en ouders kunnen die resultaten ook vergelijken met landelijke gemiddeldes: zonder zittenblijven behaalt 57% van de ingestroomde VWO-ers het diploma, 53% zonder vertraging het HAVO-diploma en 84% in één keer het MAVO of VBO-diploma.
Ook de gemiddelde examencijfers zijn op de website terug te vinden: VWO-kandidaten behalen voor vrijwel alle vakken gemiddeldes die liggen tussen de 6 en de 7 met als uitschieter naar boven het Russisch (7,6). Het laagst scoren Wiskunde A en Economische Wetenschappen I (6,2). Ook op MAVO en HAVO worden gemiddeld veel (ruime) voldoendes gehaald; alleen het Spaans op de MAVO D valt duidelijk uit de toon met een 5,6 als gemiddeld eindexamencijfer.
Geen geld
De presentatie van Bosker op de 11e juni maakt deel uit van eenuitgebreid tweedaags programma van TO. Op 10 juni komt een keur van binnen- en buitenlandse sprekers aan het woord. Zo zal Greg Kearsley de (toekomstige) ontwikkelingen in het afstandsonderwijs schetsen. Die ziet er volgens hem goed uit: met afstandsonderwijs wordt menige onderwijsinstelling tegenwoordig graag geassocieerd terwijl enige jaren terug het nog gezien werd als tweederangs. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de technologische ontwikkelingen die deze vorm van onderwijs zeer toegankelijk hebben gemaakt. Wel is het nodig dat docenten een beter inzicht krijgen in afstandsonderwijs, bijvoorbeeld door er zelf aan deel te nemen. Overigens is de toegenomen toegankelijkheid dankzij de technologie maar betrekkelijk: vrijwel niemand in de ontwikkelingslanden heeft geld de computers en modems aan te schaffen, aldus Kearsley, een onafhankelijk adviseur en voormalig docent aan onder meer de University of Washington.
Don Erly, emeritus hoogleraar van de Amerikaanse Syracuse University en betrokken bij de eerste programma-ontwikkeling van TO, kijkt in zijn betoog vooral terug, naar de belangrijkste beslissingen die binnen de faculteit zijn genomen en Toegepaste Onderwijskunde hebben gemaakt tot wat ze nu is. De faculteit heeft onderzoek en theorie consequent gebruikt als basis voor de academische en toegepaste activiteiten en vastgehouden aan een positie op het snijvlak van disciplines. Voorts is de faculteit niet teruggeschrokken voor het benutten van gevestigde programma's van waar ook ter wereld en voor het zoeken van internationale samenwerking.
Bernard Cornu, directeur van het Institut Universitaire de Formation des Maitres (Grenoble, Frankrijk) signaleert dat de rol van de docent verandert van 'degene-die-weet' in 'degene-die-kennis-levert'. Dit stelt nieuwe eisen aan deze functionaris die intensief gebruik zal maken van de informatie- en communicatietechnologie. De docent-opleidingen moeten hier terdege rekening mee houden: het is onmogelijk de docent in opleiding alles bij te brengen voor zijn gehele carrière. Levenslang leren ligt voor de docent in het verschiet.
Ter afsluiting van het lustrum wordt vrijdagmiddag 11 voor de eerste maal de TO-prijs uitgereikt aan de kandidaat die zich zeer verdienstelijk hebben gemaakt voor de faculteit.