Sinds september 1998 vertimmert Ten Pas (23) met zijn collegabestuurders de oude campusorde tot iets nieuws, tot iets anders. De Union oogt frisser, zichtbaarder, en minder vergaderachtig dan de Raad voor Campusvoorzieningen en het Campuscollege deden. 'Maar het nut moet de komende jaren bewezen worden', aldus Ten Pas.
Toen Frans van Vught een jaar geleden de term Student Union liet vallen staarde iedereen hem met open mond aan. Amper een jaar later lijkt niemand in Enschede meer beter te weten. Verliep die mentaliteitsverandering soepel? Of was het een tour de force?
'Om te beginnen: samenwerken met medestudenten is makkelijk. Je zit op één lijn, denkt op dezelfde manier. Studenten willen veel en snel, dat praat lekker. In bestuurlijke kringen gaat alles iets langzamer, officiëler. Maar het idee voor de Union kwam natuurlijk van het college. Dus kregen we voluit steun van het beleidsbureau. De gehele sfeer was vanuit die hoek zeer positief en constructief. Van Vught viel ons in het openbaar bijvoorbeeld altijd bij.'
'Het IBS, de voorbereidende club onder leiding van Erik Dobbelsteijn, was een hele goeie ploeg om de boel op gang te brengen. Communicatief vaardige personen, uitstekend in staat om mensen voor zich te winnen. Om dat laatste voor elkaar te krijgen zijn we bewust uitgegaan van een inspraakmodel. Van af het begin af aan hebben we alle verenigingen betrokken bij het proces, ze commentaar laten geven op de plannen. Van die input probeer je zoveel mogelijk te verwerken, maar uiteindelijk kies je natuurlijk een lijn. Je kunt niet op alle wensen ingaan.'
Is er een moment geweest waarop jullie dachten: dit wordt niks?
'Ja zeker - na het eerste interview met UT-Nieuws. Er zou alleen maar weerstand bestaan tegen de Union, en of wij dat wel wisten. Nou, wij wisten van niks, we waren net bezig. Ik dacht toen echt: waar zijn we aan begonnen. Ik vond dat een stokerig interview. Maar verder heb ik altijd geweten dat de Union er zou komen.'
De stad en de campus zijn twee verschillende wereldjes. De Student Union wordt geacht ze dichter bij elkaar te brengen. Zelf maak je een typisch stadse indruk, maar ben je als oud-voorzitter van roeivereniging Euros ook gelieerd aan de campus. Zie je jezelf als trait d'union tussen beide werelden?
'Mwah, dat weet ik niet. Ik ben natuurlijk niet de enige in dat verhaal. Het doel van de Student Union is er te zijn voor alle studenten, voor de campus én voor de stad. Historisch botert het niet zo tussen die twee, bestaat er een duidelijk verschil. De Union is een organisatie die beide doelgroepen moet aanspreken. We hebben dus mensen nodig die begrip hebben voor beide culturen.'
Hoe is die diversiteit in jullie ploeg gewaarborgd? Wie staat voor de campus, wie voor de stad?
'Niemand staat nergens voor.'
Dat is wel erg diplomatiek natuurlijk.
'Nee hoor, gelul. Als je zegt we zoeken mensen met ervaring, dan is het de bedoeling dat die mensen specifieke kennis meebrengen uit de hoek waar ze vandaan komen. Maar je bent als bestuurslid niet benoemd als vertegenwoordiger van je sector, of van je club - daar moet je boven staan, meteen als je in het Unionbestuur stapt.'
'Locale belangen moeten losgelaten worden, anders functioneert zo'n bestuur niet. Intern niet, maar ook niet naar buiten toe. We kunnen aan de studentenorganisaties waarmee we werken niet verkopen dat er binnenskamers bepaalde belangen worden verdedigd. Bovendien kunnen we het ons niet veroorloven. Als je zes sporters of zes Pakkerijstudenten in het bestuur zet - ik geef maar een voorbeeld - lever je je draagvlak in, kun je niets meer doen. Wie in de Union gaat, stapt in een overkoepelend orgaan. Het woord zegt het al: je denkt niet meer na over je herkomst. Dat is niet diplomatiek, dat is echt zo. Anders werkt het niet.'
Nu de Union is voorbereid en opgericht zit de hoofdtaak van het eerste bestuur er op. Wat rest er precies voor jullie opvolgers?
'Een hele hoop. Het concept ligt er, maar de kunst is om het vervolgens goed in te vullen. Volgende besturen moeten de Bastille herinrichten tot een studentengebouw, ze moeten het subsidiebeleid voor de verenigingen uitstippelen. Maar belangrijker: de Union moet een vaste waarde worden. Dat kan alleen door overal - in de goede zin van het woord - met je snufferd bovenop te staan als het om studentenzaken gaat. Als Unionbestuurder heb als een van de weinigen echt overal toegang. Maak daar gebruik van, zou ik zeggen. Verder werken we aan typisch collectieve voordelen, zoals bijvoorbeeld boekhoudsoftware voor alle verenigingen. Die koopt de Union centraal in en zet ze op haar eigen server. Verenigingen kunnen de programmatuur dan downloaden. Hoe meer van dat soort Union-service, hoe beter natuurlijk.'
Wat te beginnen als de termijn van Frans van Vught erop zit? De suikeroom verdwijnt en stel er komt een minder jeugdige rector aan het roer. Hoe afhankelijk is de Union van collegiale steun?
'Uiteraard hebben we veel gehad aan het enthousiasme van Van Vught - het enthousiasme van het hele college moet ik zeggen. Maar de zaak loopt nu. En aan het plan zelf heeft Van Vught nog geen letter toegevoegd, het is inmiddels een echt studenteninitiatief. Voor de volgende bestuursronde hebben zich spontaan tien sollicitanten aangediend. Dat gaat dus prima. De Union kan op eigen kracht verder.'
Rond kerst, weten wij uit betrouwbare bronnen, heeft de rector potentiële kandidaten thuis opgebeld. Dat was vijf maanden geleden.
'O ja? Dat is nieuw voor mij. Ik ben nooit gebeld.'
Imre ten Pas