Het was een publiek geheim dat de clusteringsoperatie van de tien faculteiten van de UT het college van bestuur al een tijdje zwaar op de maag lag. De kwestie sleept al meer dan twee jaar en leidde na enkele plussen en vooral minnen tot een -voor de buitenwereld- wat schimmig, welhaast politiek steek-en kwartetspel tussen de faculteiten. Delicate zaken werden met beslotenheid omgeven; alleen de decanen zelf leken van de hoed en de rand te weten. Op dat moment was voor ingewijden al duidelijk dat het brede draagvlak voor een algehele clustering van faculteiten van tien naar vijf of zes grotere eenheden te wensen zou overlaten. Het item prijkte bijna iedere week op de agenda van het college van bestuur, zonder dat er echt schot in leek te komen. Totdat het Management Team (de decanen, onder leiding van de rector magnificus) op 18 februari jongstleden het (door het CvB voorgestelde) traject tot clustering van faculteiten en het vergroten van de slagvaardigheid van speerpuntinstituten (het zogenaamde kantelen) in overgrote meerderheid onderschreef. Het nieuws was op dat moment dat de UT koos voor vijf nieuwe facultaire clusters, te weten de faculteit Construerende Wetenschappen (werktuigbouwkunde en, volgens de officiele lezing, de afdeling civiele technologie), een faculteit Technische Wetenschappen (CT, EL, TN en TW), een faculteit Informatiewetenschappen (INF en BIT), een faculteit Sociale Wetenschappen (technologie & management en bestuurskunde), alsmede een faculteit Gedragswetenschappen (TO en WMW). Met verder een (voor)studie naar de mogelijkheden voor een faculteit biomedische- en gezondheidswetenschappen.
Gaat de algehele clustering dus niet door, de net genoemde Õmedische pootÕ blijft een kansrijke optie voor een verdere uitbouw van de UT. Ook houdt het college van bestuur rekening met een samengaan van WMW en TO. ÔWe zullen plannen in die richting warm ondersteunenÕ, zegt CvB-voorzitter Arie van der Hek in een toelichting op het collegebesluit.
Een van knelpunten in de clusteringsoperatie was Elektrotechniek, bevestigt Van der Hek, maar hij voegt er aan toe dat iedere andere faculteit in dat beoogde cluster de trekker had kunnen overhalen. ÔDat doet er in feite ook niet toe. Het charmante van de UT is dat er ook zonder clustering uitstekend kan worden samengewerkt. Deze universiteit moet het vooral hebben van haar grensoverschrijdende, multidisciplinaire samenwerking. Door het accent te leggen op de kanteling van de onderzoeksinstituten en een vervlechting van het nieuwe fenomeen Major-minor in het onderwijsprogramma, kan die samenwerking nog verder gestalte krijgen, verwacht het CvB.
De faculteit TW is gevraagd met een eigen strategie voor de toekomst te komen, terwijl T&M binnen twee jaar haar onderzoeksbeleid op poten zal moeten zetten. Van der Hek kon nog niet zeggen welke kant het met CT&M (nu nog samen met technische bedrijfskunde bij T&M) opgaat. De bestaande situatie is een optie, maar WB zit op het vinkentouw. Van der Hek zelf is daar ÔpersoonlijkÕ geen voorstander van, maar WB-decaan H. Grootenboer zou de jonge studie CT&M wel willen inlijven.