'Complex en stroperig.' Zo omschrijft werkgeversonderhandelaar Theo Peperkamp de totstandkoming van de eerste cao's in het hoger onderwijs. 'Moeizaam, zeer moeizaam', zegt zijn vakbondscollega Peter Wiechmann van de AbvaKabo er over. De universiteiten en hogescholen mochten voor het eerst hun eigen cao's afsluiten en dus ook wheelen en dealen over de salarissen. Daardoor zaten de werkgevers, maar ook de vakbonden, onwennig aan de onderhandelingstafel.
Beide partijen maakten zich schuldig aan positioneel denken, kijkt Peperkamp terug. Wilden de vakbonden linksom, dan riepen de werkgevers in een reflex dat rechtsom veel beter was - en andersom. De standpunten bleven zodoende ver uit elkaar. 'In beide sectoren wilden de bonden ook veel afdekken met regels', zegt Peperkamp, die in het dagelijks leven cao-
coördinator is bij de vereniging van universiteiten, VSNU, en de HBO-raad.
Maar regels, daar wilden de werkgevers nu juist van af. Ze verlangden een moderne en flexibele cao, zodat zij hun universiteit of hogeschool als een echt bedrijf konden runnen. Als de vakbonden daarin mee gingen, zo stelden de werkgevers in het vooruitzicht, dan zouden ze met een beter loonbod komen. Maar de vakbonden hapten niet en riepen hun leden op tot prikacties. 'In dit jaar komt een cao niet zonder ketelmuziek tot stand. Dat hoort er bij als je de grenzen van het poldermodel bereikt', zegt Peperkamp. Eigenlijk was hij blij dat er prikacties kwamen en de bonden in het openbaar gingen discussiëren met bestuurders. 'Het personeel kreeg door dat het ministerie niet langer werkgever was. Men werd wakker geschud. Eerder wist bijna niemand dat de universiteiten en hogescholen die rol gingen overnemen.'
Juist toen men zich leek op te maken voor landelijke stakingen, lag er opeens een cao-akkoord voor het hbo. Een week later waren de universiteiten ook zo ver. Het resultaat komt in beide gevallen neer op flexibele arbeidsvoorwaarden, zegt Peperkamp. Precies zoals zijn opdrachtgevers wilden.
'Een forse stap vooruit', noemt Peperkamp de afspraak dat er een onderzoek komt naar de beschermde ambtenarenstatus van het universitaire personeel. De werkgevers willen daar vanaf, de vakbonden niet: het onderzoek is duidelijk een compromis. 'Maar het onderwerp is wel uit de taboesfeer', zegt Peperkamp tevreden. Tot zijn zegeningen rekent hij ook de vereenvoudigde
regels om personeel te benoemen of te ontslaan en het voornemen om de vele verlof- en vakantieregels al evenzeer te vereenvoudigen.
Ook in het hbo is winst geboekt, vindt Peperkamp. Hogescholen kunnen straks makkelijker schuiven met personeel tijdens reorganisaties. Een stap vooruit is ook het recht op scholing, aldus Peperkamp. Wie daar zelf tien dagen voor vrij maakt, krijgt er nog eens tien bij van zijn hogeschool. Een docent die zijn baan beu is en bijvoorbeeld een eigen bedrijf wil beginnen, kan in die richting cursussen volgen op kosten van de baas. Peperkamp: 'Dat is een mooie ontwikkeling. Wie dreigt vast te lopen, krijgt de kans om zich op iets anders te oriënteren.'
Verder zullen zowel hogescholen als universiteiten bestuderen hoe zij de werkdruk kunnen verlagen. Dat is beslist geen loze toezegging, vindtPeperkamp. 'Het is voor het eerst dat werkgevers erkennen dat werkdruk een probleem is.'
Critici vinden beide cao's zwak. De afgesproken salarisstijgingen van bijna vijf procent noemen zij onvoldoende om de achterstand op het bedrijfsleven en andere overheidssectoren in te lopen. De heikele onderwerpen heeft men in de vorm van studies en onderzoeken voor zich uitgeschoven. En jonge wetenschappers, kunnen universiteiten die nu werkelijk makkelijker behouden?
'Tja, is de fles halfvol of halfleeg', reageert Peperkamp. De beide cao's geven tenminste aan in welke richting de arbeidsvoorwaarden in het hoger onderwijs zich moeten ontwikkelen, stelt hij. 'Er ligt nu een visie. En verder moet je bescheiden zijn. Een cao is een middel om te komen tot veranderingen in arbeidsverhoudingen en geen doel op zichzelf.'
Is Peperkamp tevreden over het debuut van het hoger onderwijs om zelf de volledige arbeidsvoorwaarden vast te stellen, veel minder stellig zijn de vakbonden. 'Moeizaam, zeer moeizaam', kijkt ook Peter Wiechmann van de AbvaKabo terug op de onderhandelingen. Zijn collega in het hbo, Martin Knoop van de Algemene Onderwijsbond, deelt die mening. 'Maar dat waren de
onderhandelingen met het ministerie vroeger ook.'
Wiechmann wijst erop dat de bonden acties hebben georganiseerd. 'Dat was niet voor niets. En het was natuurlijk een vreselijk slechte zaak dat we pas ergens in maart gingen onderhandelen, terwijl er al in januari een cao had moeten zijn. Maar de werkgevers wilden per se afwachten hoe de andere
onderwijscao's uitpakten.'
Toch vindt Wiechmann het een goede zaak dat het hoger onderwijs voortaan zijn eigen boontjes dopt. 'Eerder sloot je met het ministerie één cao af voor het hele onderwijs. Alle aandacht ging uit naar basisscholen en het voortgezet onderwijs. De universiteiten sneeuwden onder. Dat heb je nu
niet meer.'
Of het afscheid van de overheid als werkgever een succes is, durft Wiechmann nog niet te zeggen. Die vraag kun je pas over een paar jaar beantwoorden, vindt hij. 'Dan hebben we meer ervaring. En dan hoop ik dat je kunt zeggen: ja, het is een goede stap geweest.'
AOb'er Knoop weet het antwoord wel. 'Dit is een overbodige operatie geweest.' Knoop ziet nergens `leuke dingen' die op het hbo zijn toegesneden. 'Integendeel, de arbeidsvoorwaarden zijn verslechterd. Ik heb er een kater aan overgehouden.'
De bitterheid van Knoop is verklaarbaar. Terwijl hij de voorstellen die Peperkamp deed namens de hogescholen bleef afwijzen, gingen de kleine Onderwijsbonden CNV en NFTO wel akkoord. En dus stond hij, als grootste bond in het hbo, buiten de deur. 'Dat krijgen de werkgevers nog eens op hun bordje', voorspelt Knoop.
CAO-onderhandelaar Theo Peperkamp