Het onderzoek van de Universiteit Twente is in 1997 voor het tweede achtereenvolgende jaar gekrompen. De schade bleef beperkt door subsidies van de landelijke organisaties STW en NWO.
Dat blijkt uit cijfers die de VSNU binnenkort bekend maakt. Het Twentse wetenschappelijk personeel deed in 1997 volgens die cijfers voor 663 mensjaar onderzoek. Dat was twee procent minder dan het jaar daarvoor en zeven procent minder dan in 1995.
Twente doet het wat slechter dan het landelijk gemiddelde. Dat komt vooral doordat de UT niet deelt in de groei van de `derde geldstroom'.
Veel andere universiteiten wisten in 1997 met de derde geldstroom het verlies aan directe bijdragen van toenmalig minister Ritzen (de `eerste geldstroom') te compenseren. Maar van de TU's slaagde alleen Eindhoven hierin. Delft verloor in de eerste geldstroom te veel om met externe subsidies te kunnen goedmaken.
Van de drie TU's is Twente overigens nog steeds het minst afhankelijk van de eerste geldstroom. Slechts 52 procent van de onderzoekers wordt uit die pot betaald. In Delft en Eindhoven is dat nu 57 procent. Vooral de Brabantse TU is hard bezig haar STW-subsidies en onderzoek voor derden uit te
breiden.
Landelijk is de derde geldstroom nu goed voor 28 procent van de universitaire onderzoeksinspanningen. Delft en Eindhoven wijken niet van dat gemiddeld af, Twente doet het met 31 procent wat beter. Maar de kampioenen `derde geldstroom' zijn Wageningen (46%) en Nijmegen (37%).