Fusie tussen universiteit en hogesschool uit de taboesfeer

| Redactie

Een fusie tussen hogeschool en universiteit is niet taboe meer. Minister Hermans, politici en bestuurders zullen er de komende tijd nog menig gesprek aan wijden. Maar niet alle hogescholen en universiteiten wachten daar op. Laten we maar gewoon aan het werk gaan, zeggen ze. 'Voor studenten

bestaat het onderscheid tussen hbo en wo toch al niet meer.'

Scherpslijperij. Zo beoordeelt collegevoorzitter Olchert Brouwer van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen de discussie over het onderscheid tussen hbo en wo. Eens in de zoveel tijd laait die weer op. Maar voor Brouwer hoeft het niet. Want voor je het weet, leidt zo'n debat tot bemoeienis van politiek of bedrijfsleven. En dat kan de ontluikende liefde tussen het hbo

en wo weer voor jaren frustreren.

Laten we nu maar gewoon aan het werk gaan, vindt Brouwer. 'Je moet van onderop werken. Opleidingen in het hbo en wo moeten met elkaar samenwerken, omdat docenten dat willen - en niet omdat `de politiek' daar ideeën over heeft.'

Brouwers eigen hogeschool werkt sinds begin jaren negentig voorzichtig samen met de Katholieke Universiteit Nijmegen. Daardoor kunnen groepen hbo-studenten, bijvoorbeeld van de lerarenopleiding Duits, Frans en Engels, aanschuiven in de collegebanken van de universiteit. Ook geven docenten les aan elkaars opleidingen. En voor studenten zijn er allerlei

`doorstroomroutes'.

Dat gaat zo goed dat de universiteit en de hogeschool onlangs een officieel document ondertekenden. Daarin beloven zij hun beide lerarenopleidingen onder te brengen in één instituut, onder leiding van één directie. Een uniek project, stelt Brouwer tevreden vast. 'We zijn de eersten die

het zo aanpakken.'

Op papier

Uit cijfers blijkt dat veel scholieren spijt krijgen van hun studiekeuze. In Arnhem en Nijmegen stapten sinds 1990 zo'n 1100 studenten van de hogeschool over naar de universiteit; 880 studenten volgden de omgekeerde weg. Ook in andere steden waar hogeschool en universiteit samenwerken gaat het om flinke aantallen. Groningen telde in vijf jaar 1800 overstappers,

vooral van universiteit naar hogeschool. Tussen Universiteit van Amsterdam en Hogeschool van Amsterdam switchen per jaar zo'n 550 studenten.

'Het is evident dat studenten zich niet houden aan de scheiding tussen hbo en wo. Die bestaat alleen op papier', concludeert rector prof.dr. Hans van Hout van het UHA, het samenwerkingsinstituut van UvA en HvA. 'Kijk ook maar naar de studiekeus van scholieren: dertig procent van alle vwo'ers kiest, al dan niet na een vervelende start op de universiteit, voor het hbo. Dat zijn substantiële groepen. Het is allang niet meer zo dat het vwo de koninklijke weg is naar de universiteit en het havo die naar het hbo.'

De muur tussen hogeschool en universiteit moet weg, vindt men in Amsterdam. Uiteindelijk denken de bestuurders van UvA en HvA zelfs aan een fusie. Argumenten van tegenstanders daarvan wuift Van Hout weg. Hij gelooft er bijvoorbeeld niets van dat zo'n fusie zou leiden tot een wildgroei van opleidingen met een onduidelijk niveau. Ter illustratie wijst hij op het

ontstaan van de eerste informatica-opleidingen, zo'n vijftien jaar geleden. Zodra universiteiten en hogescholen deze `groeimarkt' ontdekten, startten ze allemaal een ict-achtige studie.

Van Hout: 'Dat er nu een woud is van zulke opleidingen, komt juist door diemuur. En niemand die een totaaloverzicht heeft of weet wat de verschillen zijn." Onnodig om te zeggen, dat Van Hout het logisch had gevonden als men indertijd één opleiding informatica had ontworpen, met een beroepsgerichte

en wetenschappelijke afstudeerrichting. 'Je kunt zo'n proces beter in de hand houden als je één organisatie bent.'

Hordes

Echte universitaire studenten en echte hbo'ers bestaan nauwelijks, vindt men ook buiten Amsterdam. 'Vroeger leidde de universiteit onderzoekers op', zegt Frank Hoekman, die namens de Groningse universiteit de samenwerking met de hogeschool op poten zet. 'Maar door de massaliteit van het hoger onderwijs wordt de universiteit nu vooral bevolkt door studenten die met

een academische titel willen voorsorteren op de arbeidsmarkt.'

Maar wie een succesvolle loopbaan najaagt, kiest niet meer automatisch voor de universiteit, voegt de Arnhemse bestuurder Brouwer daaraan toe. 'Tot voor kort keurden hele hordes vwo'ers het hbo geen blik waardig. Maar nu het hbo net zo'n goede uitgangspositie voor een loopbaan biedt, kiezen steeds meer vwo'ers voor het hbo. 'Want in een wetenschappelijke carrière waren ze toch al niet geïnteresseerd.'

Dat betekent niet dat hbo en wo dan maar moeten fuseren, vinden de Groningse en Nijmeegse bestuurders. Om samen te werken hoef je niet te fuseren, vindt Hoekman. Het Groningse hoger onderwijs won vorig jaar de Hoger-Onderwijsprijs van 400.000 gulden met een project van universitaire tandheelkundigen en hbo-studenten mondhygiëne. Die twee groepen lopen samen college, nemen steeds eenzelfde patiënt als uitgangspunt en werken daar ieder op hun eigen manier aan.

Volgens datzelfde recept wordt in Groningen nu gewerkt aan farmakunde en sportgeneeskunde. Hoekman hoopt slechts dat de wet straks ruimte biedt voor experimenten. Minister Hermans deelde onlangs mee dat hij niet mordicus tegen een organisatorische fusie is. Maar dat heeft Hoekman voor kennisgeving aangenomen. 'Je begint met samenwerking. Het sluitstuk daarvan is een fusie en zo ver is het nog lang niet.'

Maar de Amsterdamse hoger-onderwijsbestuurders willen meer. 'We beginnen met allerlei samenwerkingsprojecten, zoals een gemeenschappelijke propedeuse', zegt Van Hout. 'Maar het moet uiteindelijk een fusie opleveren. Daarmee los je namelijk veel organisatorische kwesties op.'

Hoe paradoxaal het ook klinkt, Van Hout denkt dat een fusie de redding is van het onderscheid tussen hbo en wo. Want in een breed instituut dat beide types opleidingen aanbiedt, belanden studenten snel op de juiste plek. 'Een hbo-student komt ook echt in het hbo-deel van zo'n brede instelling terecht. En het universitaire deel kan veel meer dan nu de nadruk leggen op

wetenschappelijke vorming. Je kunt de verschillen tussen beide aanscherpen als je e\'e\'n instelling bent.'

Niveau

Eén instituut waar alle studenten terecht kunnen: Jan Veldhuis, collegevoorzitter van de Utrechtse universiteit, moet er niet aan denken. Samenwerken is prima, zegt hij. 'En ook wij zetten ons met de hogeschool in om studenten op de goede plek terecht te laten komen. Maar verder: het gaat ten principale echt om twee verschillende zaken.' Veldhuis zag de afgelopen jaren met lede ogen dat hbo'ers overstappen naar de universiteit. 'Het niveau van het academische onderwijs is daardoor gedaald.'

Maar Veldhuis lijkt het tij tegen te hebben. Zelfs aan zijn eigen universiteit werkt men aan nieuwe studies voor hbo'ers. Met goedkeuring van Veldhuis, want, zegt hij, het is niet goed dat logopedie, fysiotherapie en verpleegkunde 'opgesloten' zitten in het hbo en niet worden gevoed met wetenschappelijk onderzoek. Daarom gaat de Utrechtse universitaire studie

verpleegwetenschappen samenwerken met hbo-verpleegkunde en

foniatrie met hbo-logopedie.

In Amsterdam kiest men voor wat Van Hout noemt de `derde weg'. Zo wil zijn instituut studies hbo-talen opzetten, die een soort best of both worlds moet worden. Het is een mix van universitaire letterenstudies en de hbo-lerarenopleidingen. 'Als je een hbo-talenstudie doorspekt met bijvoorbeeld

bestuurskunde of economie, krijg je afgestudeerden waarnaar in het bedrijfsleven veel vraag is.'

Ook aan studenten zal die nieuwe studie geen gebrek hebben, denkt Van Hout. Tot voor kort waren hbo'ers met interesse voor een taal aangewezen op de lerarenopleidingen. Maar de speciale afstudeervarianten voor deze groep leraren-die-geen-leraar-willen worden zijn een paar jaar geleden verboden. Van Hout: 'Maar je moet niet doen alsof studenten die eerder op zo'n variant afkwamen nu niet meer bestaan. En is nog altijd een reële markt voor.'

HOP

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.