`Er is tegenwoordig veel meer aandacht voor het onderwijs'

| Redactie

Toegegeven: het is minder dan vroeger. Toch lijkt het onderwijs op universiteiten en hogescholen nog altijd op een volkstuintjescomplex. 'Iedere docent verbouwt zijn eigen groente. Samenhang of architectuur zit er niet in. En dat wil je bij onderwijs nu juist wel.' Dat zegt prof.dr. W.H.F.W. (Wynand) Wijnen, die de afgelopen tien jaar een forse stempel heeft gedrukt op het hoger onderwijs. Hij is

Toegegeven: het is minder dan vroeger. Toch lijkt het onderwijs op universiteiten en hogescholen nog altijd op een volkstuintjescomplex. 'Iedere docent verbouwt zijn eigen groente. Samenhang of architectuur zit er niet in. En dat wil je bij onderwijs nu juist wel.'

Dat zegt prof.dr. W.H.F.W. (Wynand) Wijnen, die de afgelopen tien jaar een forse stempel heeft gedrukt op het hoger onderwijs. Hij is geestelijk vader van het probleemgestuurd onderwijs en zo ongeveer de uitvinder van het woord `studeerbaarheid'. Bovendien gaf hij leiding aan een commissie die drie jaar lang de vernieuwingsplannen van universiteiten en hogescholen beoordeelde. Keurde de commissie die plannen af, dan kregen de instellingen er geen geld voor.

Een belangrijk man dus. Maar deze week stopt Wijnen er mee: hij gaat met emeritaat. Terugkijkend beschouwt Wijnen zijn leven tot op zekere hoogte mislukt. Want voor iemand die tot zijn dertigste riep dat hij nooit het onderwijs in wilde, is het vreemd om uitgerekend te eindigen als hoogleraar

onderwijskunde.

En wat betreft zijn faam als onderwijsvernieuwer: hij herinnert zich nog dat zijn eerste poging stukliep op een koppige hoogleraar. 'Meneer Wijnen,' zei deze prof, 'ik geef nu al tien jaar lang op dinsdagochtend van negen tot elf college over mijn vak. Kunt u me een goede reden noemen waarom

ik dat zou veranderen?'

Weiland

Wijnen werkte toen nog in Groningen. Later stapte hij over naar Maastricht, waar een nieuwe universiteit uit de grond werd gestampt. Beter kon hij het niet treffen. 'Het was een ongelooflijk voordeel om min of meer in een weiland te beginnen, vanuit het niets. Zonder docenten die zeiden: maar

zo doen we het al jaren, waarom moet het nu anders? Je hoefde niet tegen een traditie in te zwemmen of een cultuuromslag te bewerkstelligen.'

Tegenwoordig eindigt Maastricht in elke studentenenquête op de eerste plaats. Dat dankt de universiteit aan het probleemgestuurd onderwijs (pgo), waarin hoorcolleges zeldzaam zijn en studenten zelfstandig in kleine groepjes werken. Wijnen stond aan de basis van deze aanpak, die zich nu als een olievlek over Nederlandse hogescholen en universiteiten verspreidt.

Het succes van het probleemgestuurd onderwijs valt samen met de toegenomen aandacht voor `studeerbaar' onderwijs. Die aandacht is er sinds begin jaren negentig, toen Wijnen en enkele anderen op verzoek van oud-minister Ritzen een soort kookboek samenstelden met tips voor goed onderwijs. Rode draad in dat kookboek was, net zoals Wijnen predikte met het pgo, dat onderwijs beter studeerbaar wordt naarmate het is afgestemd op de studenten.

Lacherig

Aanvankelijk reageerde men nogal lacherig op het neologisme `studeerbaarheid'. Studeren gaat nu eenmaal gepaard met vallen en opstaan, stelden critici. Dat moet je niet willen veranderen. Inmiddels is die kritiek verstomd en is iedereen bezig om zijn onderwijs studeerbaar te maken.

Ook de studentenbonden reageerden indertijd gereserveerd. Wilden Wijnens mooie plannen ook werkelijkheid worden, dan moest de mentaliteit van docenten sterk verbeteren. Dat is inmiddels gebeurd, zegt Wijnen. 'Hun instelling is ten goede veranderd. En de aandacht voor onderwijs is sterk toegenomen, zeker bij universiteiten. Daar telde vroeger vooral het onderzoek. Daarna kwam een hele tijd niks, en dan pas kwam het onderwijs. Tegenwoordig is daar veel meer aandacht voor.'

Er is veel verbeterd, stelt Wijnen. Goed, universiteiten geven grosso modo misschien liever geen geld uit aan de scholing van docenten. Maar neem nu de Universiteit Utrecht. Die kijkt bij een mogelijke bevordering niet alleen naar iemands wetenschappelijke publicaties. Wijnen: 'In Utrecht letten ze ook op de onderwijsprestaties van de persoon in kwestie. Ook de mening van studenten over diens kwaliteiten als docent telt mee. Dat is een gunstige ontwikkeling.'

Toch genieten mensen die zich toeleggen op onderwijs geen hoog aanzien in de academische gemeenschap. 'Dat is waar. Onderzoek wordt nog altijd op een ander niveau beoordeeld dan het geven van onderwijs. Toch zijn we in vergelijking met pakweg vijf jaar geleden op de goede weg,' zegt Wijnen mild.

Ook over het effect van het studeerbaarheidsfonds is Wijnen tevreden. Hij komt nauwelijks meer opleidingen tegen met een overvol tentamenrooster of een onsamenhangend lesprogramma. Wijnen ligt er dan ook niet wakker van dat studenten desondanks nog altijd niet sneller hun diploma halen - zoals

wel de bedoeling was van Ritzen, die 500 miljoen gulden in het fonds stopte.

'Bij onderwijsvernieuwingen wordt altijd halverwege al gevraagd wat de resultaten zijn. Men is te ongeduldig,' zegt Wijnen. Hij verwijst naar het bedrijfsleven. Daar kosten vernieuwingen ook tijd, maar vragen buitenstaanders niet voortdurend `of het nog wat wordt'.

Elan

De eerste resultaten kan Wijnen toch al opsommen. Zo lijkt het onderwijs al heel wat minder dan vroeger op een volkstuintjescomplex. 'De ene docent verbouwt zijn eigen prei, de andere boerenkool of sla. Samenhang of architectuur zit er niet in. En dat wil je bij onderwijs nu juist wel.' Gelukkig

zie je die al te grote autonomie van docenten verdwijnen, aldus Wijnen. Ook vindt hij dat docenten tegenwoordig kritisch naar hun opleiding kijken en meer met computers werken. Bovendien vangen ze studenten in hun eerste jaar tegenwoordig veel beter op.

'Dit soort dingen zag je eerder niet', vat Wijnen samen. Dat opleidingen het studeerbaarheidsfonds ook hebben gebruikt voor achterstallig onderhoud, deert hem niet. 'Hier en daar heeft men de gevolgen van bezuinigingen geprobeerd weg te poetsen. Ik weet niet of dat te veroordelen is.'

Begin maart liet minister Hermans weten dat er geen tweede studeerbaarheidsfonds komt. Daar heeft hij het geld niet voor. In plaats daarvan moeten alle vernieuwingsplannen van de afgelopen jaren in een databank worden gestopt. Dan hoeft het wiel niet steeds opnieuw uitgevonden te worden.

Wijnen is bang dat het elan dat het fonds teweeg heeft gebracht spoedig zal afnemen. Hoewel, hij ziet dat docenten van allerlei universiteiten en hogescholen tegenwoordig regelmatig bij elkaar komen. 'En als iemand in die databank nu de naam en het telefoonnummer van een docent ontdekt die hem

verder kan helpen - dat is toch eigenlijk ook alleen maar

positief?'

HOP

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.