De aanvankelijke bedoeling was dat het studiehuis een betere aansluiting vwo-WO zou garanderen. Maar het ziet er naar uit dat de universiteiten zich moeten voorbereiden op een generatie studenten die op bèta-gebied flink tekortschieten. Dat schreef het Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde deze maand.
In augustus 1998 is 30 procent van de middelbare scholen met de nieuwe vorm van onderwijs gestart: het studiehuis. De rest begint er deze zomer mee. Scholieren kunnen kiezen voor een breed studiepakket, het zogeheten profiel. Er bestaan vier mogelijkheden: natuur & techniek, natuur & gezondheid, economie & maatschappij en cultuur & maatschappij. Resteert een vrije ruimte die de scholier naar eigen wens invult.
Door de invoering van twee bèta-profielen is het tradionele vak natuurkunde opgesplitst in twee deelvakken: N1 en N2. En juist daar valt de NNV over. Volgens de vereniging is het resultaat voorspelbaar: de scholieren zullen kiezen voor natuur & gezondheid en niet meer geïnteresseerd zijn in een bèta of technische studie.
Nu de TU's het profiel natuur & techniek niet meer als ingangseis stellen, vreest de vereniging dat het niveau van aankomende studenten omlaag gaat. Want het gezondheidsprofiel omvat alleen N1, terwijl de techniekvariant beide deelvakken aan de scholier aanbiedt. Een verarming dus.
Imme de Bruijn, vakdidacticus van Technische Natuurkunde (TN), moet daarom lachen. 'Het gemis aan natuurkundekennis bij de gezondheidsprofielers bedraagt maar vijf universitaire studiepunten. Dat halen eerstejaars studenten met een zomercursus en een extra ingebouwd vak zo in. Ondertussen levert het studiehuis wel beter gemotiveerde studenten op, en dat is ook wat waard. Daar komt bij dat de stof op een manier wordt aangeboden die meer rekening houdt met wat jonge mensen willen. Scholieren willen geen sterke leiding, maar meer eigen inbreng in de lessen. En dat krijgen ze in het studiehuis.'
De lessen zullen gaan lijken op werkcolleges, op het Probleem Gestuurd Onderwijs van Maastricht, een vorm die studenten zeer aanspreekt. In groepjes of alleen zullen de scholieren aan projecten werken, dingen opzoeken op Internet of praktisch werk verrichten. Ze gaan zich meer bezig houden met toepassingen en de maatschappij, en leren in teamverband te werken. 'En daardoor worden ze sociaal en communicatief vaardiger', aldus De Bruijn. 'En dat is belangrijk voor een universitaire studie.'
Haico te Kulve, vijfdejaars WWTS-student, kijkt met een groep docenten naar het studiehuis. Hijzelf is positief over het nieuwe onderwijs, maar zijn werkgroepgenoten niet. 'Ik begrijp het wel waarom zij zo fel tegen het studiehuis zijn. Ze geven al twintig jaar op dezelfde manier les en nu moet het roer opeens om. Het ging altijd goed, veel scholieren haalden hun diploma. Zou je dan iets moeten veranderen?'
'Er zijn praktische bezwaren: de nieuwe studieboeken zijn er nog niet. Er is geen tijd om je te verdiepen in wat komen gaat. En de agenda is overvol met onderwijs en organisatorische zaken. Daar moet het bestuderen van nieuwe lesmethoden nog worden ingepast. Het duizelt de leraren. Ze hunkeren naar duidelijkheid. Daarnaast twijfelen ze eraan of de leerlingen wel om kunnen gaan met de vrijheid die ze krijgen.'
Ondanks alle bezwaren van docenten blijft Te Kulve optimistisch. Hij gelooft erin dat het studiehuis gaat werken. 'Of dat daadwerkelijk zo is, weten we pas over een jaar of tien. De maatschappij zal er eerst aan moeten wennen. Docenten moeten natuurlijk wel enthousiast zijn: ze moeten er achter staan. Pessimisme zal overslaan op scholieren.'
In tegenstelling tot de oude garde zijn de jonge en aankomende leraren volgens De Bruijn wel enthousiast. 'Zij hebben tijdens hun studie al kennisgemaakt met de nieuwe vorm van onderwijs. Denk maar aan het projectonderwijs van de Universiteit Twente. En daar komt bij dat het vak natuurkunde met het studiehuis leuker is geworden. Scholieren krijgen direct te zien waar ze het allemaal voor doen. Het imago van natuurkunde mocht ook wel eens een beetje opgepoetst worden. Het stof moest eraf.'