Pieter le Grand: schaakproblemist en wiskundige, in die volgorde

| Redactie

Dr. ir. Pieter le Grand mag de kost verdienen als wiskundige, hij voelt zich schaker. 'Problematicus' is misschien een betere term, want de nestor van Toegepaste Wiskunde doet niets liever dan het componeren en oplossen van schaakproblemen. Over het vernuft en de elegantie van een gave mat-in-twee-zetten. Elk mens heeft zo z'n hobby's, maar in sommige gevallen overvleugelt de vrijetijdsbesteding d

Dr. ir. Pieter le Grand mag de kost verdienen als wiskundige, hij voelt zich schaker. 'Problematicus' is misschien een betere term, want de nestor van Toegepaste Wiskunde doet niets liever dan het componeren en oplossen van schaakproblemen. Over het vernuft en de elegantie van een gave mat-in-twee-zetten.

Elk mens heeft zo z'n hobby's, maar in sommige gevallen overvleugelt de vrijetijdsbesteding de dagelijkse arbeid. Evert van Benthem was boer toen hij zijn Elfstedentochten won, Ferdinand Bordewijk was advocaat toen hij zijn romans schreef, Pieter le Grand was wetenschapper toen hij zijn schaakproblemen componeerde.

Het is de vraag of de 63-jarige Le Grand op deze manier zal worden herinnerd, als een vooraanstaand probleemschaker die in het dagelijks leven wiskundige was. Waarschijnlijk niet, want het relatieve succes van zijn werk als wiskundige staat een dergelijk perspectief in de weg: Le Grand mag dan naar eigen zeggen in de wetenschap geen potten hebben gebroken, naar maatschappelijke maatstaven is hij een geslaagd wiskundige.

Iemand die na zijn studie promoveert en die doctorstitel vervolgens verzilvert als onderzoeker en docent aan een universiteit, hoeft zich nergens voor te schamen. Dat doet Le Grand ook niet, maar als hij terugkijkt op zijn werkende bestaan, dan mist hij de hartstocht die van zijn broodwinning een passie had kunnen maken. 'Als je er naar vraagt, antwoord ik dat ik schaker ben. Mijn beroep is wiskundige'.

Een hart laat zich maar eenmaal verpanden: al tijdens zijn gymnasiumtijd, eind jaren veertig in het Groningse Winschoten, raakte Le Grand verliefd op het bord met de 64 velden. Zijn ouders hadden hem en zijn tweelingbroer Henk op jonge leeftijd de beginselen van het partijschaak bijgebracht, maar de vonk sloeg pas echt over toen mevrouw Le Grand begon met het oplossen van schaakdiagrammen in het Nieuwsblad van het Noorden.

Moeder gaf wekelijks mat in twee zetten (soms drie), totdat haar zonen de krant van de mat kaapten, en de puzzel oplosten voordat zij er een blik op had kunnen werpen. De eeneiige tweeling was op slag gegrepen. Naast het oplossen begonnen ze al snel samen schaakproblemen te bedenken. Le Grand: 'Van mijn ouders weet ik dat Henk en ik urenlang zwijgend samen achter het bord zaten - allebei aan dezelfde kant - en zonder overleg zo'n puzzelstelling in elkaar zetten. Blijkbaar redeneerden we op exact dezelfde wijze.'

Over de kunst van het 'componeren' kan Le Grand aanstekelijk vertellen. 'Een schaakprobleem', legt hij uit, 'moet allereerst correct zijn. De componist heeft een stelling uitgedokterd waarin maar één zettenverloop tot schaakmat kan leiden. De combinatie moet dus dwingend zijn, en bovendien de enig mogelijke. Verder moet het probleem 'niveau' hebben, en iets nieuws bieden. Pas als aan die voorwaarden is voldaan, kan het diagram gepubliceerd worden.'

'De kunst is natuurlijk om origineel te zijn', gaat hij verder. 'Een goed probleem is inventief, economisch, elegant. Zowel complex als eenvoudig, en in zekere zin zelfs esthetisch.' En Le Grand kan het weten. Niet alleen publiceerde hij, deels samen met zijn broer, zo'n vijfhonderd schaakproblemen, sinds 1973 verzorgt hij de twee- en driezettenrubriek in Probleemblad, het orgaan van de Nederlandse bond voor schaakprobleemvrienden.

Dagelijks krijgt hij uit alle windstreken stellingen toegestuurd, over de post en tegenwoordig ook per e-mail. 'Probleemblad is samen met het DuitseDie Schwalbe en het Engelse The Problemist toonaangevend in de wereld. Ik krijg daarom veel inzendingen van Russische schakers. In de voormalige sovjetrepublieken is het probleemschaak zeer populair, alleen lukt het ze daar maar niet om een duurzaam tijdschrift op te richten.'

Le Grand test alle stellingen op correctheid. Soms nog 'handmatig', zoals vroeger, maar steeds vaker stopt hij ze in de computer, die het tijdrovende rekenwerk van de mens heeft overgenomen. 'Zo blijft er meer tijd over voor het creatieve werk. Computers doen dat relatief stomme gereken zo goed, dat het gegeregeld voorkomt dat stellingen die begin deze eeuw gepubliceerd werden alsnog door de computer worden afgekeurd.'

Probleemschaak geniet in Nederland weinig bekendheid, maar ontwikkelde zich al tijdens het interbellum tot een zelfstandige sport ('of "kunst", of "wetenschap" zelfs, vult Le Grand aan), die zich een plek heeft verworven naast het partijschaak. 'Twee totaal verschillende disciplines', zegt Le Grand. 'Dat blijkt wel uit het feit dat grote partijschakers meestal matig presteren op ons gebied.'

Hele bibliotheken zijn er inmiddels gepubliceerd over probleemschaak, er bestaan oplos- en componeertoernooien, congressen worden georganiseerd, de sport kent wereldkampioenen in verschillende categorieën. Tot wereldkampioen heeft Le Grand het nooit geschopt, maar niettemin hebben hij en zijn broer naam gemaakt binnen het wereldje.

Letterlijk. In 1958 ontdekte de tweeling een bepaald oplossingspatroon, waarbij zetten en tegenzetten zich op frappante wijze spiegelden. Ze publiceerden over het waargenomen patroon, dat sindsdien het Le Grand-thema wordt genoemd en vaak in problemen wordt verwerkt. 'Bijna tot vervelens toe', lacht Le Grand bescheiden. 'Afgelopen zomer', vertelt hij, 'kwam tijdens een congres in Sint Petersburg de Rus Slerenko, 's werelds beste 'tweezetter', op me afstappen. Hij had net een boek over probleemschaak voltooid, en wilde mij per se een exemplaar schenken. Het thema met onze naam kwam namelijk praktisch op elke bladzijde voor.'

Peter Buwalda

Pieter le Grand

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.