'Hoe oud was jij destijds?' Die vraag hoor je om de haverklap vanavond. Elk antwoord is goed, maar de beste sier maken dames die nu rond de dertig zijn. In 1984, het jaar dat Doe Maar er mee kapte, waren ze, even rekenen, rond de veertien. Dat was de leeftijd om flauw te vallen.
Bezwijken doen ze niet meer. Hoewel, het lijkt er even op wanneer de band het podium betreedt. Dit is geen applaus, dit is een ontlading. De 750 gelukkigen die via internet en omwegen een kaartje hebben bemachtigd, blijken zich bewust van het momentum: de Nederlandse pophistorie, zo vlak als de polder, beleeft een hoogtepunt - ter plekke, op dit ogenblik.
Veertienjarigen van vandaag zul je het moeten uitleggen: dat de vier oudere jongeren op het podium de enige échte popsterren zijn die Nederland ooit gekend heeft. Dat menig schoolmeisje van verdriet bleef zitten toen hun band er geheel onverwacht de brui aan gaf. Dat Ernst en Henny in Engeland naar de tandarts gingen omdat ze geholpen wilden worden met de kleren nog aan hun lijf. Je zult ze moeten uitleggen wat Doe Maar-mania was.
De zaal begrijpt het weer net zo goed als toen. 'Oeoe belle Hélène - belle Hélène ma belle', galmen de 750. Doe Maar de tweede ronde klinkt even fris, eigenwijs, afwisselend zwoel en opzwepend als vroeger. 'Beter dan vroeger', zullen verschillende fans na afloop beweren.
De reggae broeit, de ska stuitert. Typische Doe Maar-klassiekers als 'Een nacht alleen', 'Pa' en 'Nachtzuster' doen het bij het publiek beter dan de nummers van Klaar, de nieuwe cd. Maar waarschijnlijk is dat een kwestie van wennen. 'Watje', de nieuwe hit, wordt luidkeels meegezongen. Pas als de drie blazers 'Is dit alles' inluiden, gaat het dak eraf.
'Ga zitten, want ik wil eens met je praten', zingt Henny. Gerijpt blikt hij van onder zijn gerestaureerde kuif de zaal in. Cool en vijftig-plus. Gitarist Jan Hendriks roept het Charlie Wattsgevoel op: zijn rosse krullenbol is muisgrijs geworden. Licht voorovergebogen verzorgt hij zijn reggaeklapje, zo bepalend voor het Doe Maar-geluid. Ernst Jansz lijkt jonger dan vroeger, guitiger zelfs. Pas als hij tijdens een keyboardsolo voorover buigt, zie je dat zijn kruin kalend is.
De band heeft zich naar eigen zeggen te pletter gerepeteerd. Het resultaat staat. Dit heet een oefensessie, maar niets lijkt aan het toeval overgelaten. De bandleden verblijven al drie dagen op de campus. Soundchecken in de Agora, kroegentocht over de Oude Markt. 'Het spijt me dat ik hier en daar een basje lopen laat', zegt Vrienten op de helft van de set. Hij heeft het als enige gemerkt. Het zal voor Doe Maar meer een kwestie van vasthouden worden. Het eerste officiële Ahoyconcert is pas in mei.
Voor de media telt alleen vandaag. Het balkon van de Agora hangt door van de cameraploegen en fotografen. Het NOS-journaal, SBS6, TV-Oost, de RTL'en, NRC Handelsblad, de Volkskrant, Tubantia, Algemeen Dagblad, de Telegraaf - ze zijn er allemaal. Logisch, zou je zeggen. Toch had juist Doe Maar niet verwacht wat verder iedereen op zijn vingers na kon tellen.
'We begrijpen de commotie niet', zegt Vrienten een dag eerder in Hanneke Groentemans De Plantage, die op verzoek van jongens vóór de Twentse vuurdoop werd opgenomen. 'Maar we zijn er ontzettend blij mee natuurlijk. Degrootste angst van iedere artiest is een lege zaal.' Bescheidenheid - vals wellicht, want de twee Ahoyconcerten die de band afgelopen november aankondigde, waren er binnen een mum van tijd zestien.
De verwachtingen zijn hoog, ook van de nieuwe plaat. Wat betreft de detailhandel is Klaar al platinum: de cd-winkels bestelden op voorhand al 260.000 stuks. Ook hier heeft Twente de primeur. Trots meldt Frans van Vught - casual in jeans en overhemd - dat hij het eerste gesigneerde exemplaar heeft gekregen. 'Die ga ik verkopen voor vijfhonderd gulden', grapt hij. De rector magnificus is jonger dan de heren op het podium. Maar het scheelt niet veel.
Pas rond twee uur komt het einde in zicht. Echt groot is het oeuvre niet - Doe Maar speelde tijdens zijn bestaan maar drie lp's vol - dus hebben de fans vanavond bijna alles gehoord wat ze wilden horen. 'Nog een liedje', scandeert de zaal, als de band afgaat en de lichten dimmen. 'Nog een liedje.' Doe Maar komt terug en speelt 'De bom', de ultieme uitsmijter.
Het zit erop. Een ding staat vast: Doe Maar heeft de test doorstaan. De muziek blijkt bestand tegen de tand des tijds. Zelfs een tekst als die van 'De bom' - toen eigentijds, nu gedateerd - kan nog prima. 'Laat maar vallen, want het komt er toch wel van, het geeft niet of je rent'. Niemand die het nog gelooft, maar iedereen zingt mee. Zo werkt popmuziek.
![]()