Volgens de stuurgroep komt de filosofie van het major-minorconcept in de plannen goed tot haar recht. Ze toetste de facultaire voornemens op onderwijsinhoudelijke, bestuurlijke èn financiële merites. Zoals bekend beoogt de onderwijsvernieuwing breder opgeleide academici door studenten een verplicht bijvak buiten de eigen studie te laten volgen, de zogeheten minor, 21 studiepunten groot. De major, het hoofdvak, kan vergeleken worden met de oude specialisatie binnen de opleiding.
Met name de minors, benadrukt de stuurgroep, moeten toegankelijk gemaakt worden voor niet-ingewijde studenten. Daar blijken de minor-ontwikkelingsteams goed van doordrongen, aldus de commissie. Naast veertien zogeheten 'opleidingsminors', behapbare afspiegelingen van bijbehorende opleidingen voor 'vreemde' studenten, honoreerde ze 22 andere minors. De officiële minorlijst staat op internet.
Werktuigbouwkunde bood de meeste weerstand tegen major-minor. In de aanloop wilde de faculteit niet aan de onderwijsverbreding meedoen. Onderhandelingen met de stuurgroep leverden het volgende compromis op. WB-studenten mogen, als ze dat willen, de opleidingsminor van de eigen faculteit volgen. Studenten van andere studies zijn verplicht een vreemde minor te kiezen.
De keuzevrijheid van de WB'er ligt sowieso aan banden. Ten eerst mogen niet alle minors gekozen worden, ten tweede moet de afstudeerhoogleraar van de WB-student elke major-minorcombinatie apart goedkeuren. In andere faculteiten ligt de verantwoordelijkheid voor die keuze geheel bij de student.
De stuurgroep adviseert om een 'representatieve steekproef' uit het aanbod van minors versneld te ontwikkelen. Deze minors kunnen dan komend collegejaar uitgetest worden op TCW-studenten. Toegepaste Communicatiewetenschappen begint komend jaar al met het major-minorconcept. De betreffende studenten kunnen inschrijven op dertien minors.
In financieel opzicht valt het contrast op tussen de verschillende opleidingen. Civiele Techniek & Management bijvoorbeeld krijgt voor de invoering maar 25 duizend gulden. TO en TCW verbruiken respectievelijk 1,3 en 1,2 miljoen. Het verschil, zo blijkt uit de specificatie van de stuurgroep, valt deels te verklaren uit het aantal extra-minors dat een opleiding ontwikkelt.
Een andere factor lijkt de moeilijk te trekken grens tussen algemene onderwijsherziening en de verspijkering van curricula die direct met major-minor te maken heeft. 'Die grens wordt nogal eens anders getrokken', aldus stuurgroepvoorzitter Cees van Vilsteren gisteren tijdens de presentatie van het advies in de Centrale Commissie Onderwijs. De faculteiten die gekozen hebben voor de 'brede uitleg' trekken aan het langste eind.
In de centrale pot voor de ontwikkelingsfase zit 18 miljoen gulden. Daarvan zijn er nu 11,5 verdeeld. Wat er met de rest van het geld gaat gebeuren, is nog niet bekend. Wel formuleert de stuurgroep een flinke lijst met 'openstaande punten'. Zo moeten de engelstaligheid van het onderwijs, de verwerking van ICT in het geheel, en de invloed van de aanstaande bachelors-masters-structuur nog nader bestudeerd worden. En ook daar zal een prijskaartje aan hangen.