Hiermee is het volgende hoofdstuk geschreven in het al vele jaren durende geveldrama. In mei 1978 besloot de hogeschoolraad in te stemmen met een brief aan het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen waarin ongeveer een miljoen gulden werd gevraagd. Dit bedrag was noodzakelijk om de lekkende en tochtende torengevel van het WB-gebouw weer deugdelijk te maken. Wie precies aansprakelijk gesteld zou moeten worden voor de bouwkundige blunders die hadden geleid tot de lekkende gevel, is toen nooit uitgezocht. Of de schuld nu lag bij de architect of de aannemer was een vraag waarop het antwoord door juridische voetangels en klemmen nauwelijks te geven was.
Amper vier maanden nadat de hogeschoolraad een miljoen gulden had aangevraagd bij het ministerie bleek uit een optelsom van de offertes van hoofd- en onderaannemers het totaalbedrag voor de herstelwerkzaamheden aanzienlijk hoger te liggen. De besteigering van de toren zou alleen al ongeveer een half miljoen gulden vergen en de totale kosten lagen dichter bij twee dan één miljoen gulden. Om de lekkages te verhelpen was het noodzakelijk dat alle gevelplaten van de dertien verdiepingen tellende toren vervangen zouden worden. Deze werkzaamheden waren al geruime tijd aan de gang toen door de hoofdaannemer de eerder vermelde gebreken werden geconstateerd. Met instemming van ir. Caspers, hoofd Nieuwbouw en Onderhoud, werden namens het CvB de herstelwerkzaamheden onmiddellijk stopgezet. Daarmee is een forse streep gehaald door de verwachting dat een groot deel van het herstel nog dit jaar voor elkaar zou komen.