Wel je auto, niet je vrouw herkennen. Sommige mensen hebben daar last van. Niet omdat ze meer om hun wagen geven dan om hun echtgenote, maar omdat ze lijden aan Prosopagnosie, een specifieke stoornis in het herkennen van gezichten. Uit het promotieonderzoek van psychologe Romke Rouw blijkt dat mensen die aan deze stoornis lijden, nog wel de configuratie van het gezicht kunnen zien.
Er zijn aanwijzingen dat er een afzonderlijke locatie in het brein bestaat voor het herkennen van gezichten. Bij gezichtsherkenning blijkt vooral het vermogen van belang om de configuratie te herkennen, de relaties tussen delen, en van delen met het geheel. Bij objecten kunnen ook losse onderdelen, bijvoorbeeld de wielen van een auto helpen om ze te herkennen.
Mensen die prosopagnosie hebben, kunnen een gezicht niet herkennen, maar uit het onderzoek van Rouw blijkt dat ze toch gebruik maken van de configuratie van het gezicht. In het onderzoek zijn Taiwanese en Nederlandse gezichten getoond aan Nederlanders en Taiwanezen. Daaruit bleek dat het makkelijker is om binnen het eigen ras een gezicht te herkennen, maar dat er geen aanwijzingen zijn voor bepaalde gezichtsprocessen. Ook concludeert Rouw dat het idee van een enkel onderscheid tussen gezichtsprocessen en objectprocessen te simpel is. Eerst moeten de verschillende functies die bij gezichtsherkenning meespelen in kaart worden gebracht, daarna kan gekeken worden in welk stadium er wel of geen sprake is van hersenprocessen speciaal voor het herkennen van gezichten.
Rouw promoveerde vorige week op haar onderzoek 'Configural Processes in Face Recognition' aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg.