Volgens het CvB is de inflatiecorrectie noodzakelijk omdat de tarieven de afgelopen jaren ‘beperkt zijn geïndexeerd’, terwijl de kosten voor het onderwijs bleven stijgen. Om diezelfde reden werd vorig jaar al het instellingstarief voor masterstudenten met 11 procent verhoogd, vanaf 2026 moeten ook de bachelorstudenten eraan geloven.
De stijging van het instellingscollegegeld heeft impact op bachelorstudenten van buiten de Europese Economische Ruimte. Andere studenten – uit Nederland en elders uit Europa – betalen in principe het wettelijke collegegeld (2694 euro vanaf september 2026). Het instellingscollegegeldtarief lag al grofweg vijf keer zo hoog.
Eenmalige extra verhoging
Bovenop die stijging van 11 procent komt nog een eenmalige extra verhoging van 15 procent, ‘bedoeld om gestegen kosten te dekken waarvoor in eerdere jaren vóór 2022 geen correctie is toegepast’. Die 15 procent geldt zowel voor bachelor- als masterstudenten.
Bachelorstudenten van buiten de Europese Economische Ruimte krijgen dus in 2026 een verhoging van 26 procent voor de kiezen. Daarmee schiet hun jaarlijkse collegegeld omhoog met tenminste 2500 euro.
Het gaat om een voorgenomen besluit van het CvB. De universiteitsraad krijgt het voorstel nog voorgelegd ter advies.
Overgangsregeling
Om de impact op de huidige studenten te beperken, wil het CvB voor studenten die voor collegejaar 2026/2027 zijn gestart een overgangsregeling treffen. Hoe die regeling eruit moet komen te zien, is op dit moment nog niet duidelijk.
Vanaf 2026 wil de UT de instellingstarieven jaarlijks indexeren, op basis van de stijgingen van het wettelijke collegegeld. Eens per drie jaar moet een ‘uitgebreide evaluatie’ plaatsvinden om de instellingstarieven te toetsen aan de hand van financiële ontwikkelingen en strategische keuzes.