Een nieuw regime van wetenschapsbeoefening

| Redactie

Officieel is Arie Rip (65) sinds deze zomer met pensioen. Maar de nulhoogleraar filosofie van wetenschap en techniek aan de faculteit BBT ziet zijn werk als hobby. En hobbyisten, die weten niet van ophouden. Bovendien kun je een brein niet met pensioen sturen. In bijna alles ziet Rip stof tot denken. `Er is altijd wel aanleiding, ja.'


Een eigen kamer heeft Arie Rip niet meer, dus het is even vragen bij het secretariaat van zijn vakgroep SteHPS (Science, Technology, Health and Policy Studies) welke ruimte er in het Capitool voor hem beschikbaar is. Rip zit er niet zo mee dat hij geen eigen domein meer heeft. `Nu heb ik alleen nog thuis een werkplek en is dat gezeul met spullen ook verleden tijd.'

Rip heeft sinds de zomer (na een UT-dienstverband van negentien jaar) formeel de status nulhoogleraar. `Er is dus een officiële verbinding met de universiteit. Dat betekent bijvoorbeeld dat ik het briefhoofd van de UT mag gebruiken en, belangrijker, dat ik promotierecht heb. Ik begeleid op dit moment dertien interne en externe promovendi.'

Rip is net terug van een intensief weekend Berlijn, waar hij met een van die aio's een workshop bijwoonde. Daarna raakten ze verzeild in de Berlijnse binnenstad waar ergens in een binnentuin Argentijnse tango werd gedanst. De aio bleek een bedreven danser en ook Rip waagde zich aan enkele passen van de `antropologisch zeer interessante dans.' En nu begint de werkweek weer.

U hebt van de zomer toch afscheid genomen?

`Ja, formeel ben ik met pensioen. Maar ik doe nog gewoon de dingen die ik altijd deed. Alleen ben ik nu flexibeler: ik hoef geen onderwijs te geven en heb ook geen bestuurlijke taken meer. Dat is na jaren van opletten en bijsturen wel even wennen. Ik heb af en toe nog wel die neiging hoor, om me ermee te bemoeien, maar steeds vaker leun ik genietend achterover.'

Kan Arie Rip niet zonder de wetenschap of kan de wetenschap nog niet zonder Arie Rip?

`Beide! Ik kan niet zonder de academische wetenschapsbeoefening, omdat het mijn hobby is. Vroeger zei ik wel eens dat je eigenlijk zou moeten betalen om dit werk te mogen doen. En de wetenschap kan niet zonder mij, omdat bepaalde zaken waar ik veel over heb geschreven nu doorzetten. Ik word uitgenodigd om workshops te geven, om te spreken op conferenties, om mee te schrijven aan boeken. Ik wil dat soort dingen niet half afgemaakt laten liggen.'

Wat voor dingen zijn dat dan?

`Kennisontwikkeling bijvoorbeeld is steeds meer heterogeen. Universiteiten hebben niet langer het monopolie op de productie ervan, kennis wordt ook gemaakt door bedrijven, adviesbureaus, denktanks, noem maar op. Michael Gibbons (directeur van het instituut voor wetenschap- en technologiebeleidstudies aan de Universiteit van Sussex) heeft dat de `mode 2 of knowledge production' genoemd, in contrast met `mode 1' van academisch-disciplinaire kennisproductie. Ik ben er niet zo voor om meteen een etiket op ontwikkelingen te plakken. We weten namelijk niet waar het naartoe gaat, je moet niet nu al triomfantelijk een nieuwe modaliteit van kennisproductie aankondigen. Het is ook niet zo nieuw wat er gebeurt, in de chemie bijvoorbeeld was er altijd al zo'n `mode 2'. Bovendien gingen universiteiten zich pas in de negentiende eeuw ook op onderzoek toeleggen. Daarvoor bestond er echter ook kennisproductie. Er moet dus ook een `mode zero' zijn geweest. Over dit soort kwesties wordt in wetenschapsstudies veel gediscussieerd en ik word dan uitgenodigd om mijn visie te geven.'

En uw eigen diagnose is?

`Er ontstaat zeker een nieuw regime van wetenschapsbeoefening, waarin fundamenteel onderzoek en maatschappelijk relevant onderzoek gecombineerd worden in strategisch onderzoek. Onderzoeksinstituten als MESA+ en BMTI zijn Centers of Excellence and Relevance. Dat zie je aan valorisatie, spinoffs en dat zou je ook kunnen zien aan de interactie met niet-wetenschappers zoals patiëntenverenigingen en NGO's. Dat is een verder aspect van heterogeniteit: niet alleen officiële wetenschappers produceren geldige kennis. Artsen, advocaten en andere professionals ontwikkelen een schat aan ervaring en inzichten, dat is geldige kennis uit de praktijk. De kwaliteit van een stukje landbouwgrond is niet helemaal te vatten in de analyse van een grondmonster in Wageningen, het heeft ook een geschiedenis en de inschatting van de oplettende boer is belangrijk. We moeten weg van het automatisme dat alleen labexperimenten en -metingen geldige kennis opleveren. Laboratoriumkennis is kennis van de labwereld, niet van de complexe wereld waarin we leven.'

U bent kennelijk niet te stoppen. Wat drijft u?

`Ik ben gefascineerd door hoe dingen in elkaar grijpen. En door hoe een heterogene, sociale en maatschappelijke orde ontstaat, voor een belangrijk deel achter de ruggen van individuen om. `Die ärgerliche Tatsache der Gesellschaft' hebben Duitse sociologen dit genoemd. Technologie speelt daar ook een rol in. Onze maatschappij en onze landschappen zijn doordrongen van technologie, wat ons handelen en denken structureert. Het is vanzelfsprekend dat er auto's en autowegen zijn en als je iets anders wil is het lastig deze sociotechnische orde te veranderen.

`Er is een spanning tussen hoe je jezelf als individu ziet dat zelfstandig keuzes maakt, terwijl veel van wat je doet wordt bepaald door cultuur, opvoeding, inbedding in netwerken. Anderen zien patronen in je gedrag en vinden je voorspelbaar, terwijl je dat zelf niet ziet omdat je in termen van een individu die vrije keuzes maakt, denkt. In een relatie weet de ander soms beter wat je zult doen dan jij zelf. Daar denk ik dan ook over na.'

U ziet in alles stof tot nadenken?

`Er is altijd wel aanleiding. Ooit stapte ik in de rokerscoupé van de trein zonder er erg in te hebben. Ik had een niet-rokers beeld in mijn hoofd en zag toen een klepje in de leuning van de stoel. Even was ik verbaasd: wat is dat daar? Dan ga ik filosoferen over wat iemand die het verschijnsel roken niet kent, zal denken van een roker die een stokje in z'n mond steekt, op een bijna seksuele manier inhaleert en dan afval van dat stokje in het klepje stopt. Dan zie je hoe raar zoiets eigenlijk is.'

Wat kunnen we nog van u verwachten?

`Wat ik nog wil doen is synthese. Ik heb veel gedaan en doe nog steeds veel aan technologieontwikkeling en assessment, en aan kennisproductie en wetenschapsbeleid. Maar ik heb nog nooit een overall en samenhangend beeld neergezet. Daarvoor moet je een boek of meerdere boeken schrijven.'

In een interview in 1999 zei u dat de UT alle technische opleidingen moet schrappen en vervangen door twee nieuwe: de ene levert sociotechnisch-systeem ingenieurs, de ander geavanceerd-technologen. Het is nog niet zover...

`Toch lijkt het erop dat we in die richting gaan. We hebben nu de brede TNW-bachelor Advanced Technology - ze bedachten die naam onafhankelijk van mij. En in de naam van de faculteit Construerende Technische Wetenschappen zijn de sociotechnische ingenieurs te herkennen. De mono-disciplinaire studies kunnen geschrapt worden, die zijn minder relevant voor nieuwe ontwikkelingen. Of dat ook echt snel gaat gebeuren is de vraag. Veranderingen brengen altijd kosten en onzekerheid met zich mee en dan denkt men al gauw: doe maar niet. Terwijl je zulke risico's ook kunt omhelzen.'

Hoe lang gaat Arie Rip nog door?

`Zolang ik kan. Aan Amerikaanse universiteiten zoals Harvard heb je een aanstelling voor het leven. Om te vermijden dat hoogleraren daar dement achter hun bureau zitten moet de President tijdig ingrijpen. Op dezelfde manier moet iemand als ik doof, blind of dement word, tegen me zeggen, Arie, ga naar huis. Maar voorlopig kan ik ook vanuit huis doorgaan...'

Rip reikt ere-doctoraat uit

Arie Rip studeerde chemie en filosofie in Leiden en promoveerde in 1981 op het proefschrift `Maatschappelijke verantwoordelijkheid van chemici'. Na drie jaar gasthoogleraarschap wetenschapsdynamica aan de Universiteit van Amsterdam werd hij in 1987 hoogleraar filosofie van wetenschap en techniek aan de UT. Zijn onderzoek concentreert zich op technologiedynamica, technology-assessment en wetenschap- en technologiebeleid. Zijn vakgroep Filosofie van Wetenschap en Techniek ging recent op in de nieuwe BBT-capaciteitsgroep STeHPS. Rip leidt binnen het nationale consortium Nanoned het deelprogramma technology assessment en is daarom ook verbonden aan MESA+. Vrijdag 1 december zal hij tijdens de dies van de UT een eredoctoraat uitreiken aan professor Sheila Jasanoff, verbonden aan Harvard University.

Arie Rip kan niet zonder de wetenschap en de wetenschap nog niet zonder hem. (Foto: Jan Hesselink)
Arie Rip kan niet zonder de wetenschap en de wetenschap nog niet zonder hem. (Foto: Jan Hesselink)

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.