`Communicatie gaat over een zender die een boodschap overbrengt aan een ontvanger. Hierbij spelen woordkeus maar ook non-verbale gebaren een grote rol', legt trainer Arno Vlaskamp uit. Om dit te oefenen moeten de deelnemers in een kring boodschappen op elkaar overbrengen. De trainer begint op een aardige, `sub-assertieve' manier: `Zou je misschien weg kunnen gaan?' Hij eindigt op agressieve toon. `Opsodemieteren!' De studenten weten dat het nep is, toch schrikken ze van deze uitspatting. Na enkele rondes lijkt de gêne verdwenen en gaat het hard tegen hard.
Het onderwerp metacommunicatie komt uitgebreid aan bod. `Wanneer je gesprekspartner op een vervelende manier op je reageert en aan de inhoud voorbij gaat, is het belangrijk dat je dit benoemt. Wat voor gevoel heb je bij zijn reactie en wat zou je liever anders zien?' Een studente moet aan haar groepsgenoot, zogenaamd een erg goede vriend, overbrengen dat ze het niet leuk vindt dat hij over haar heeft geroddeld. `Ik vind het niet leuk dat je tegen mijn vriend zit te roddelen dat ik met anderen geflirt zou hebben.' Dit neemt haar gespreksgenoot niet serieus. `Dat doen we nou eenmaal als mannen onder elkaar, daar moet je niet zoveel achter zoeken, joh.'
Tijdens de `Rationele Emotieve Training' worden de vier G's behandeld. `Een gebeurtenis wordt gevolgd door een bepaalde gedachte. Deze gedachte leidt tot een gevoel en uiteindelijk rolt daar een bepaald gedrag uit.' Zo kan de gedachte dat iemand altijd alles perfect moet doen ertoe leiden dat hij faalangst gaat vertonen. De trainer vertelt dat aangeleerde gedachten mensen onderscheiden van dieren. `Alle wezens hebben gevoelens zoals blijheid en boosheid, maar schuldgevoel en schaamte hebben wij onszelf aangeleerd.' Hoe je denkt, bepaalt hoe je je voelt, hiervan moet je niet een ander de schuld geven, benadrukt de expert. De middag wordt afgesloten met een test over conflictstijlen. De meeste aanwezigen blijken `doordrukkers' te zijn. Geen meegaande types dus die UT-studenten, concludeert Vlaskamp.