`Op de UT ging een wereld voor me open'

| Redactie

Scheidend professor Toon Kerkhoff -hij gaat met pensioen- analyseert de gezondheidszorg als een complex spel met meer ruilmiddelen dan geld alleen. Hij gelooft niet in het klassieke vrijemarktdenken, zelfs niet voor het verwijderen van een blindedarm. Over zijn zestien jaren in Twente: `Ik heb veel vakkennis van de bestuurskundigen ontvangen, maar ik heb ook wat teruggedaan. Als oud-GGD-directeur heb ik ze een paar pittige maatschappelijke problemen aan de hand gedaan.'


Hoe is het op de UT begonnen?

`In 1991 kwam ik als bijzonder hoogleraar, betaald door de dr. G.J. van Hoytema Stichting. Daarvoor was ik directeur van de GGD te Leiden. In Twente heb ik me gestort op de preventieve gezondheidszorg, die zich bezighoudt met de bestrijding van infecties, voorkoming van epidemieën en geslachtsziekten. En maatschappelijke vraagstukken zoals gezondheid in relatie tot armoede.'

Hadden die GGD-jaren u gevormd?

`Veel misstanden in onze samenleving kwamen bij ons op het bordje, bijvoorbeeld een uitbraak van TBC. Een groep Kaapverdianen was daarbij betrokken. Zij woonden met z'n tienen op een klein kamertje. Het sanitair en de leefomstandigheden waren verschrikkelijk. Daar krijgt tuberculose een kans. Het zijn niet alleen de bacteriën die de mensen kwaad doen, maar ook de sociale omstandigheden, de wetten en de regels die achter hun situatie schuil gaan.'

Hoe nam u zulke ervaringen, als nieuwbakken socioloog in Twente, op in uw werk?

`Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik me rot heb gestudeerd. Ik ben veel dank verschuldigd aan hoogleraren als Andries Hoogerwerf en Dick Ruiter, die de tijd namen mij het ABC van de bestuurskunde bij te brengen. Zij gaven woorden, concepten, modellen en analyse-instrumenten voor deze schrijnende problematiek. Op de UT ging er een wereld voor mij open. Ik zie de gezondheidszorg als een veld waarin vertegenwoordigers van verschillende disciplines broodnodig moeten samenwerken.'

Op welke wetenschappelijke resultaten bent u uitgekomen?

`De steen der wijzen heb ik nog niet gevonden. Maar ik heb wel aangetoond, uitgaande van het werk van Habermas, dat het in de gezondheidszorg mogelijk is dat betrokken partijen tot een - zoals hij dat noemt - communicatieve “Verständnis” komen. Dus dat de probleemstelling zo te formuleren is, dat mensen met de billen bloot, over de grenzen van hun vakgebied en hun directe belangen en historisch gegroeide meningsverschillen heen, met elkaar in gesprek gaan over de diepere problematiek waar het in wezen om draait.'

`Er zijn manieren te bedenken waarop mensen oprecht naar elkaar luisteren en naar gemeenschappelijke oplossingen zoeken. Sommige van mijn collega's zeggen dat ik daar naïef in ben, dat het uiteindelijk toch op ordinair armpje drukken aankomt. Er zal best een restportie van machtsgebruik nodig zijn om geschillen te beslechten, maar ik ben toch een optimist.'

`Bij dit wetenschappelijke werk heb ik veel gehad aan de medewerkers van sociologie, zoals Bert de Vroom, en van andere collegae van wie met name Arie Rip en Rob Hoppe moeten worden genoemd. Met collega Boelie Elzen kan ik me één gesprek in het bijzonder herinneren. In een hoekje van de kantine legde hij me uit, na een lang verhaal, dat ik een allang bestaande theorie had geprobeerd uit te vinden.'

Stelt u een nieuw soort aanpak voor?

`Artsen worden erg technisch opgeleid. Ze hebben veel begrip voor de individuele patiënt, maar als het om maatschappelijke problematiek gaat, zoals van de Kaapverdianen, dan zijn ze vaak totaal wereldvreemd. In hun opleiding moet aan hun kennis en aan hun houding gewerkt worden.

Omgekeerd snappen gamma's en alfa's vaak niet wat er in medisch-biologische zin aan de hand is. Dat is natuurlijk ook niet goed. Zo bereikt men elkaar nooit. In de verschillende opleidingen moet meer interdisciplinariteit zitten.'

Ook kun je minder voor de hand liggende partijen bij overleg betrekken, vindt hij. `Veel in het nieuws is dat kinderen tegenwoordig zwaarlijvig zijn. Volgens mij is het mogelijk dat een partner als Albert Heijn in een landelijk overleg hierover aanschuift. Het zal toch niet zo zijn dat deze supermarktketen alleen maar denkt aan geld verdienen? Zij kunnen vanuit hun positie met nieuwe ideeën komen. En je wint zo veel goodwill om gezamenlijk gestelde doelen te bereiken.'

Bovendien heeft het marktdenken in de gezondheidszorg toch al definitief zijn intrede gedaan ...

`De klassieke, immer rationeel calculerende burger bestaat in de gezondheidszorg naar mijn gevoel niet. In de gezondheidszorg spelen meer ruilmiddelen dan geld alleen. Het gaat ook over commitment - echte betrokkenheid dus - en over loyaliteit. Ik wil niet dat een arts mij opereert omdat ik een blindedarm heb, maar ik wil dat hij dat doet omdat ik het ben.'

Het marktdenken, aldus Kerkhoff, is de gezondheidszorg binnengekomen. `Dat geef ik toe. Ik ben bang voor Amerikaanse toestanden, in die zin dat mensen met geld alles voor elkaar kunnen krijgen en dat anderen alleen geholpen worden als ze uitgeteld op de stoep van het ziekenhuis liggen. Of dat artsen verrichtingen gaan doen omdat ze er geld voor krijgen. Zelfs de huisarts wordt daartoe gedwongen in de nieuwe financieringsstructuur.'

De rol van de huisartsen dreigt in Nederland sowieso te worden uitgekleed, meent de vertrekkende hoogleraar. `Om een voorbeeld te geven. In Nederland moeten we na kantooruren, vanwege kosteneffectiviteit, naar één of andere hulppost. Ik bel in ernstige gevallen liever mijn huisarts om te beoordelen wat er aan de hand is, dan dat ik moet praten als Brugman om mij alsjeblieft met de ambulance naar Hengelo te vervoeren.'

Wat zult u missen aan uw werk, en wat niet?

`Missen zal ik vooral het lesgeven. Dat deed ik erg graag. Maar nooit ga ik meer voor een zaal met honderd mensen staan. Ik geloof helemaal niet in powerpoint-presentaties. Als je het niet zonder pen en een plaatje kunt uitleggen, ben je niet geschikt voor het docentschap. Ik kladder wel eens wat op het bord maar dat zijn dan symbolische uithalen, om mijn woorden kracht bij te zetten.

Ik heb altijd erg genoten van de rollenspellen die we met ouderejaarsstudenten speelden. Die zijn verder met het vak en hebben in het leven al een en ander meegemaakt. De één speelt dan een zakelijke manager, de ander een GGD-arts, weer een ander een staatssecretaris. Ik stond altijd versteld van de verve en durf waarmee de studenten zich in korte tijd inleven. Ze verzinnen argumenten waar je anders nooit opkomt.'

Hebben we het nog ergens niet over gehad? U hebt zo te zien het interview goed voorbereid.

(Kerkhoff bladert door zijn A4'tjes met aantekeningen en blijft halverwege de tien velletjes steken.)

`Ja, nog één ding. Doe me een lol en schrijf dat nog even op. Ik heb hier John Ryle staan. Deze filosoof vertelde een verhaal over een Chinees die op bezoek kwam op de universiteit. Hij liet hem alles zien: de gebouwen, de laboratoria, het computercentrum, de collegezalen. Na afloop vroeg de gast waar dan toch de universiteit was. Nou, voor mij zit het hem in al die onzichtbare mensen. Bij de bibliotheek, bijvoorbeeld, zijn ze altijd ontzettend vriendelijk voor me geweest, altijd behulpzaam, zochten boeken voor me op zonder dat ik ernaar hoefde te vragen. En het kantinepersoneel dat me een gratis kupke koffie aanbood als ik het weer eens niet zag zitten en me rot voelde. En wie zijn er altijd? De dames van de centrale telefoon, die ik nooit heb gezien, maar die wel altijd vriendelijk zijn en op de gekste vragen een antwoord weten. En op vrijdag, als iedereen al weg is, is het secretariaat wel bezet. Ik beloof je hierbij dat ik een ode aan ze zal schrijven. Ik heb nog twee weken de tijd.'

Toon Kerkhoff
Toon Kerkhoff

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.