Naam
Nu, duizenden jaren later, kent men nog steeds mijn naam. Ik ben een held. Ik was bereid te sterven. Velen traden in mijn voetsporen. Zij stierven niet, of zelden, maar door een marathon uit te lopen bewezen zij daartoe wel bereid te zijn. Was ik niet gestorven, dan was mijn naam vergeten. Dan was er nooit een marathon gelopen. De marathon bestaat bij gratie van mijn dood. Zoals niemand zich onsterfelijk kan maken zonder zijn sterfelijkheid te tarten.
Kent u de heer K. Rozeboom? Hij was soldaat. Hij liep in 1927 op de tweede dag van de Nijmeegse Vierdaagse een zonnesteek op en overleed. Zijn naam leeft voort als de eerste dode tijdens de Vierdaagse. De wandeltocht werd dat jaar vanzelfsprekend gewoon afgemaakt. En ook alle jaren daarna werden steeds meer deelnemers na vier dagen wandelen als helden binnengehaald in het centrum van Nijmegen. Dankzij de heer Rozeboom. Tot 2006.
In 2006 stierven twee wandelaars op de eerste dag van de Vierdaagse. Zij waren geen soldaat. Niemand kent hun naam. Zij hadden te weinig gedronken toen zij in de volle zon over de Oosterhoutse Dijk liepen. Men heeft mij uitgelegd wat een dijk is. Ik begrijp niet dat men daar kan uitdrogen. Wie zo sterft lijkt mij geen held. Nee, wie uitdroogt op een dijk moet een domkop zijn. Maar ook domkoppen schrijven historie.
In naam van de naamloze domkoppen mocht er in 2006 geen Drentse Rijwielvierdaagse worden gereden. En in naam van de naamloze domkoppen werd afgelopen zondag de marathon van Rotterdam, nota bene gelopen in mijn herinnering, na drie uur zonneschijn gestaakt. Nederland kent geen soldaten meer. Nederland kent geen helden meer. Het Nederlandse volk bestaat uit naamloze sukkels die zichzelf niet capabel achten hun eigen verantwoordelijkheid te dragen. In zo'n land mag de marathon geen marathon meer heten.