Ingezonden: Steek liever geld in een goed plan

| Redactie

In het UT-nieuws van 26 april wordt verslag gedaan van de globale begroting voor onderwijs en de concrete voorstellen van het CvB ter besteding van de vijf miljoen `vrije beleidsruimte'. Daaruit blijkt weer eens hoe groot inmiddels de afstand is geworden tussen de professionele beleidsmakers en degenen die dagelijks het onderwijs verzorgen, de werkvloer dus.

Het CvB wil bijvoorbeeld de aansluiting van de wiskunde in het hoger onderwijs op de wiskunde in het voortgezet onderwijs verbeteren. Dat is een goed idee, de kranten staan er vol van, scholieren en studenten klagen steen en been en dat is zelfs het CvB niet ontgaan. Het aardige is dat het CvB blijkbaar ook de oplossing van dit alom bekende probleem al kent: `de flexibiliteit moet door de inzet van ICT worden verbeterd'. Dat wij daar nog niet eerder aan gedacht hadden: als je een probleem hebt, dan zet je ICT in, en dan is het opgelost!

Wat het CvB blijkbaar niet weet, is dat er momenteel al een regelrechte woekering bestaat aan ICT-ondersteuning bij wiskundeonderwijs: bij bijna elk studieboek is een website met volop online oefenopgaven en toetsen, er zit bij zo'n leerboek vaak een heel stapeltje cd's met animaties, uitgewerkte

opgaven en nog veel meer, en ook het MathMatch-project, met nog meer oefentoetsjes, is zojuist afgerond. Alles bij elkaar mogelijkheden te over om flexibel te leren hoe je breuken op één noemer brengt en hoe je met logaritmen kunt manipuleren.

Maar helaas, het helpt niet (genoeg). Ondanks het voortdurend groeiende aanbod aan ICT-ondersteuning blijven de slaagpercentages dalen als we de tentamens niet gemakkelijker maken. Dat komt omdat in de aansluiting het gebrek aan vaardigheid in het manipuleren met formules niet het enige en zeker niet het voornaamste probleem is. Andere problemen zijn bijvoorbeeld het gebrek aan vaardigheden in het bestuderen van wiskunde, in het formuleren en in het analyseren van problemen.

Aan iemand die al wat langer meeloopt, zullen deze voorbeelden akelig bekend voorkomen. Ook in de tijd van vóór de profielen, en zelfs in de tijd van de oude HBS bestonden deze problemen al.

Maar in de tussentijd zijn er twee dingen gebeurd:

Ten eerste is de totale hoeveelheid tijd die in het voortgezet onderwijs aan wiskunde wordt besteed drastisch verminderd. Dat betekent dat elk van de genoemde aansluitingsproblemen, dus niet alleen de `rekenvaardigheid', groter is geworden.

Ten tweede, en dat is niet de schuld van het voortgezet onderwijs: door allerlei bezuinigingsmaatregelen is hier op de UT in de laatste jaren de `docenttijd per studiepunt' drastisch verminderd. En dan gaat het niet alleen om de bezuiniging die ons door Den Haag is opgelegd, maar ook om bijvoorbeeld het vergroten van de `vrije beleidsruimte' die uiteraard ergens vandaan gekomen moet zijn.

Volgens ons kan de aansluitingsproblematiek alleen worden opgelost door intensievere begeleiding door levende docenten. Studenten hebben recht op uitleg door iemand die het vak beheerst, op individuele hulp waar dat nodig is en op studiemateriaal dat goed is afgestemd op de doelgroep.

Wij pleiten niet per se voor vergroting van het aantal contacturen, maar vooral voor meer ruimte voor docenten om te zorgen dat vaardigheden en inzichten van studenten op peil worden gebracht. Waar dat nodig is, meer docenttijd voor begeleiding en een aantrekkelijk onderwijsaanbod, en geen perverse prikkels zoals het louter afrekenen op aantal voldoendes. Als het management de mogelijkheden biedt, hebben wij wel de ideeën om het onderwijs leuker en beter te maken.

Helaas, deze oplossing wordt door het CvB al bij voorbaat uitgesloten, gezien de laatste zin van het artikel: `Bovendien mag de inzet van deze tijdelijke middelen niet leiden tot structurele verplichtingen'.

Dat betekent dus dat er weer een paar miljoen besteed gaat worden aan `projecten' die eerst geformuleerd moeten worden, daarna een uitvoerige beoordelingsprocedure moeten ondergaan en bij de uitvoering van uur tot uur verantwoord en financieel geadministreerd moeten worden. Deze administratie moet dan gecontroleerd worden en de fouten moeten worden verbeterd. Tenslotte

moet het hele project natuurlijk worden gerapporteerd en geëvalueerd. Als het dan een beetje tegen zit zullen maar weinigen de ontwikkelde ICT-producten spontaan gebruiken, en dan moet er nog een speciaal `implementatietraject' achteraan komen, met de hele papierwinkel die daar dan weer bij hoort.

Maar ja, managers hebben nu eenmaal liever `vrije beleidsruimte' die ze kunnen omzetten in een zichtbare stapel papier dan gewoon goed onderwijs.

Stay tuned

Sign up for our weekly newsletter.